TERUG

  1. Diensttijd
  2. Oorlog
  3. Eerste uren
  4. Krijgsgevangen
  5. Op en om het vliegveld
  6. In de kerk
  7. Het veldlazaret
  8. Jan
  9. Het krijgsgevangenkamp
  10. Terug in de kazerne
  11. Na de oorlog

Als krijgsgevangene in en om Valkenburg.

Oorlogsherinnering van Berend Borst.

BRON: ©  OSV-4R.I.

Hoofdstuk 11

 

Na de oorlog 


De eerste zondag na de oorlog werd ik 's morgens al vroeg wakker. Nu kon ik zien waar ik 's nachts terecht gekomen was met die verhuizing. In het gymnastieklokaal was een grote wanorde van door elkaar liggende strozakken. Men was druk bezig in de chaos wat orde te brengen, dat ging vanzelfsprekend gepaard met het nodige lawaai. Ik kleedde me aan en hielp de anderen. Daarna ging ik mijn kleren en mijn kist zoeken., welke nog in het dorp op straat lagen. De kist vond ik pas later op de dag aan het de ander eind van het dorp. Hazerswoude ligt temidden van polders en was gelegen aan een dijk. Het dorp, is een lange straat met 3 kerken en 3 scholen van de N.H. Kerk, Geref. Kerk, en R.K. Kerk Om 10 uur ging ik naar een kerkdienst in de N.H. Kerk. Dat was heel anders dan een week tevoren, toen was ik ook in een kerk..... 

Toen ik na de dienst weer in het gymnastieklokaal kwam, vond ik daar tot mijn grote vreugde een ansichtkaart van thuis. Er stond alleen op: "Alles hier wel, Alie". Dat was weinig maar voldoende. Thuis was dus alles goed en met Dani ook. Nu was ik gelukkig uit mijn beklemmende onzekerheid bevrijd. Zouden zij thuis van mij ook al bericht hebben? Dat dacht ik wel want ik had in de afgelopen dagen minstens 10 briefkaarten naar huis verzonden. 's Middags moest er eten gehaald worden uit een andere school, dat was minstens 20min. lopen. Na het eten ben ik met Stam, die ook in Valkenburg krijgsgevangen was, door het dorp gewandeld. Daar zagen we een luxe auto met de provincieletter E, dus uit Overijssel. Zou de eigenaar of de chauffeur mij ook kunnen vertellen hoe het in Zwolle was? Doch niemand was in of bij de auto Een mevrouw vertelde ons, dat de auto van een Luitenant was, deze kwam niet rechtstreeks uit Overijssel. dus behoefde ik niet op nieuws te rekenen. Door de Mevr. Hortensius werden wij op een kopje thee genodigd, dat namen wij natuurlijk gaarne aan. Na die zondagmiddag kwam ik daar nog dikwijls. Meneer Hortensius en de zoontjes Henk en Cor en opa Windhorst leerde ik naderhand ook kennen. Ik had er een prettig thuiskomen en kon het allen best vinden.

Na enkele dagen in het gymnastieklokaal geweest te zijn werden we verhuisd naar verschillende boerderijen in en buiten Hazerswoude. Op elke boerderij stonden paarden, welke door ons verzorgd moesten worden. Ik kwam op de boerderij van de Fam.Wed. v. Soest. In dezelfde schuur. waar de paarden stonden, moesten wij ook slapen. Wij lagen dan ook op een zolder die erg vuil en stoffig was.
Wanneer ik op mijn strozak lag en dan een meter naar rechts zou gaan. dan liep ik kans op de paarden te vallen. die daar beneden stonden. Wij brachten de dagen door met wat paarden poetsen en veel "Lijntrekken". Wij voelden er niet veel voor om de wrakken van paarden, die de Duitsers ons nagelaten hadden, goed te verzorgen, nog minder dan te berijden. Een enkele keer lieten wij ze afstappen. De Fam. v. Soest was heel aardig voor ons. 's Avonds konden we altijd een kopje thee halen, dat werd altijd
een gezellig uurtje. Ook ging ik 's avonds dikwijls naar het dorp. Dan konden we een der 3 fietsen. die een boer ons leende, gebruik maken. Wij gingen ook wel eens lopen. Dan deden wij er ruim een half uur over. In het dorp bezocht ik dan Fam. Hortensius of het militair tehuis.

's Zondagsmiddags ging ik wel eens naar de Fam. v.d. Stoel in Leiden. Op een maandagmiddag heb ik mijn zus Alie bezocht, die met haar vriendin en Den Haag logeerde. Dat was de eerste keer, dat ik na de oorlog een mijner huisgenoten zag. Thuis was alles goed, ik werd er erg ongeduldig onder, dat ik nog niet met verlof kon gaan. Eindelijk. 3 weken na de oorlog, kreeg ik verlof.
Het is te begrijpen, dat het weerzien allerhartelijkst was. Op een middag werd ik door Korporaal Kortman van de boerderij gehaald. Ik moest bij Majoor Welle komen. Bij de Majoor en de Kapitein die op het bureau waren, was Mevr. Heestermans, de moeder van Huub Heestermans. Zij kwam om een schriftelijk bewijs van het sneuvelen van haar zoon. Omdat ik de enige getuige van was werd mij gevraagd, of ik het gebeurde op liet vliegveld schriftelijk getuigen wilde. Met dat bewijs kon Huubs lijk overgebracht worden van Valkenburg naar Rotterdam.
Ik voldeed aan de wens en enkele dagen daarna kreeg ik van de Fam. Heestermans een rouwkaart met een foto van Huub. Dat stelde ik zeer op prijs en heb mijn dank en medeleven schriftelijk betuigd. Huub is op 17 juli 1940 in Valkenburg door zijn broer Cor weer opgegraven en op 18 juli 1940 op het soldatenkerkhof te Rotterdam weer ter aarde besteld. 

In de avond van 12 Juli kreeg ik onverwachts bericht, dat ik als oppasser van een overste naar Amersfoort werd overgeplaatst. Er waren er nog 2 als oppasser aangewezen, de een van een Kapitein en de ander van een Luitenant. De volgende dag, 13 juli vertrok ik reeds uit Hazerswoude na afscheid genomen te hebben van mijn dienstkameraden en de Fam. Soest en de Fam. Hortensius. Op het perron van Leiden heb ik telefonisch afscheid genomen van de Fam. V.d.. Stoel.

In Amersfoort moesten wij naar Prins Willem 3 kazerne, waar ik mij meldde bij de luitenant-kolonel Goulmy. Juist een maand ben ik oppasser geweest, 13 Juli. Dat was een fijne tijd, want ik geheel vrij in in mijn doen en laten en ging elke dag minstens een keer uit rijden met de paarden. In Amersfoort trof ik al spoedig kennissen. Het waren Jan Pater, een oude vriend van mij uit Zwolle, de Fam. V.d. Berg, ook Zwollenaren, en de Fam. Wilkes, de Fam. van een marechaussee, die bij ons thuis in de kost was. Bij állen genoot ik veel gastvrijheid. In het hospitaal te Amersfoort werd ik gekeurd voor marechaussee maar ik werd afgekeurd, omdat ik 4 cm. te klein was. Op 13 juli, twee dagen voor de Opbouwdienst begon, ben ik afgezwaaid en heb het werk thuis weer hervat.

In september 1940 ben ik een week met vakantie geweest waarin ik de Fam. Pater, v.d. Berg en Wikkes bezocht en in Hazerswoude heb ik 4 dagen bij do Fam. Hortensius gelogeerd en daar op een middag de Fam. v. Soest bezocht. Ook ben ik een middag in Rotterdam geweest en daar gezien, wat er verwoest was, al was het meeste puin reeds opgeruimd. De omvang van het verwoeste stadsgedeelte beslaat ongeveer de oppervlakte van de stad Zwolle, dat zegt genoeg welke een verschrikkelijke vernieling daar is
aangericht door de Duitse geweldenaars.

Daarna ben ik 2 dagen te gast geweest bij de Fam. v.d Stoel te Leiden. Ook heb ik Valkeburg weer opgezocht. De kerk was geheel afgebroken, ook verschillende huizen in de omgeving van de kerk.
Het dorp gaf een troosteloze aanblik. Bij boer van Leeuwen ging ik ook nog even op bezoek. Hij vertelde mij, dat hij van zijn 18 ha. land. er 11 ha, waren onteigend voor de uitbreiding van het vliegveld. Met zijn gezin heeft de boer 6 weken niet in zijn boerderij gewoond omdat zij vreesden, dat het vliegveld gebombardeerd zou worden. In de 6 weken gebeurde er echter niets van dien aard dus keerden zij weer naar de woning terug. Doch in de eerste nacht, dat zij allen thuis waren. werd het vliegveld zwaar
gebombardeerd. Gelukkig bleef het gezin van Van Leeuwen en de boerderij ongedeerd. Het vliegveld wordt door het Duitse goed gebruikt. Er staan verschillende gecamoufleerde hangars. Telkens stegen en dalen er vliegtuigen in het korte ogenblik dat ik op de boerderij vertoefde, zij vlogen zeer laag langs de boerderij.

In Juli 1940 heb ik mijn vakantie de Grebbeberg het soldaten kerkhof bezocht en ook Rhenen en Wageningen. In Rotterdam logeerde ik bij de Fam. Heestermans en heb daar het soldatenkerkhof bezocht en bij Huubs graf geweest. Vanuit Leiden ben ik naar Valkenburg geweest en heb Fam. van Leeuwen opgezocht. Aan de Haagsche Schouw heb Ik het mooie monument gezien ter herinnering aan de gevallenen bij de Haagsche Schouw en de vliegvelden  Ockenburg en Valkenburg. De namen van de gesneuvelden stonden er op vermeld. Het onderschrift luid:


ZIJ STREDEN-VELEN JONG EN NOG RECRUUT MOEDIG VOOR HUN LAND
Land onzer vad'ren! door taaien moed
Uit dras en wier tot vastheid gewrocht,
Land! door velen tranen en stromen van bloed
Tot wettig erf van vrijheid gekocht.

Land onzer Vad'ren! Waar God werd gevreesd,
Moet er ook man, vrouw, kind om vermoordt
Weer zult gij zijn wat ge eens zijn geweest,
Zo we slechts pal staan voor Gods woord


Naschrift
Hierbij ben ik gekomen aan het einde van mijn wederwaardigheden. Alles heb ik zo goed en volledig mogelijk weergegeven. Ik eindig met de hoop, dat wij, het Nederlandse volk en het Vaderland spoedig bevrijd zullen zijn, van de Duitse bezetting.

JE MAINTIENDRAI

<< 10e Hoofdstuk  |  1e Hoofdstuk >>