TERUG

Bron : De Opmaat 4e jrg. no. 5.
(Deels overgenomen.)

W. Fijn van Draat.

Res. Lt. 22 Depot Infanterie.

 

Duitse para's met Brits geld naar Valkenburg.

"De eerste Duitser die ik verhoorde, had nota bene Engels geld in zijn portemonnee," vertelt Willem Fijn van Draat over de aanval op het vliegveld Valkenburg. "Shillingen en pennies en twee condooms!" Er klinkt nog steeds verwondering in zijn stem. "Wat moest u met dat geld?" vroeg hij aan de para. "De officieren zeiden dat we naar Engeland gingen. Als ik geweten had dat ik naar Holland moest had ik het verdomd," luidde het antwoord.

Geblindeerde transportkisten.

"Die luchtlandingstroepen kwamen met geblindeerde transportkisten en wisten niet waar ze waren", aldus de oud-luitenant van het 22e depot Bataljon Infanterie in Leiden. De Duitse officieren hadden van hun aanvalsleiding te horen gekregen dat ze in Nederland tegen de Engelsen moesten vechten. Die zouden Nederland hebben bezet. Het afwerpen van parachutisten, die de weg vrij maakten voor de landing van transportvliegtuigen met infanterie, was een verassend element in de slag om Den Haag en Rotterdam.

De Britten beschikten al vanaf 1924 in India over 'troopcarriers' en de Russen hadden in 1935 para's ingezet bij de manoeuvres voor het veroveren van een vliegveld bij Kiev. Maar voor toepassing in het dichtbevolkte West-Europa leek dit wapen ongeschikt. De Duitse legerleiding dacht daar anders over en vormde de eerste "Fallschirmjäger' in 1937. Jagers zorgden in mei 1940 voor luchtoverwicht, bommenwerpers vernielden loodsen en gebouwen en gevechtsvliegtuigen beschoten de verdedigers van het vliegveld Valkenburg op het moment dat een bataljon para's omlaag zweefde met een opdracht een kringbeveiliging te vormen voor de landing van de transportvliegtuigen met infanterie, gevechtswagens en artillerie.

Fijn van Draat: "Die para's doken meteen de grond in. Ze gebruikten de bomtrechters als schuttersputten." Willem is nog steeds onder de indruk van de uitrusting van die parachutisten. Trefzekere machinepistolen.

Fijn van Draat: "Wij moesten het doen met de oude M 98. Je kon met dat geweer schieten, maar dat was dan ook alles." De Nederlandse militairen op Valkenburg en elders in de Vesting Holland waren niet voorbereid op de komst van luchtlandingstroepen. De weg naar Rotterdam lag na de verovering van de Moerdijkbrug door de para's open voor de opmars van het XXVIste Legerkorps. Het slagkoord voor de springlading was nog niet aangebracht.

Fijn van Draat verwondert zich nog steeds over het ontbreken van richtlijnen voor de strijd tegen de para's en luchtlandingstroepen. Er was niets geregeld voor het eventueel optreden van parachutisten. Zelfs niet voor het verhoren van gevangenen en het afleggen van gesneuvelde parachutisten

Fijn van Draat: "Ik handelde maar een beetje ā l'improviste. De doden hadden we maar op een rij gelegd in een gymlokaal. De capitulatie na vier dagen loste onze problemen op. De Duitsers namen de zorg voor hun doden over en wij werden en bloc krijgsgevangenen. Later werden we door de bezetter met 'groot verlof' gestuurd, terwijl wij nota bene nog niet door onze wettige regering waren gedemobiliseerd."
Over dat laatste mag hij zich nog graag opwinden.

Fijn van Draad: " Ik heb gecorrespondeerd met Defensie en de Ombudsman. Uiteindelijk werd mij meegedeeld dat de regering op 12 maart 1956 deze maatregel nolens volens had getolereerd."
De oud-luitenant wijst er graag op dat de verdedigers van Valkenburg ondanks alle tekortkomingen op de vierde dag van de slag aan de winnende hand waren. "Van de in en rond Valkenburg ongeveer 1400 gedropte Duitsers zijn er meer dan vijfhonderd gesneuveld. Toen op 14 mei de wapenstilstand afkwam waren er van de honderd Duitsers die het dorp Valkenburg hadden veroverd nog maar 45 over. Hun overgave was op handen. Para's die de Poolse veldtocht in september 1939 hadden meegemaakt, zeiden over de Nederlandse tegenaanvallen: 'Warschau war schreclich, aber dies war Hölle'. "

 

Majoor Herman Mulder

Willem Fijn van Draat werd in de hitte van de strijd door zijn commandant majoor Herman Mulder aangewezen als officier voor speciale diensten.
Fijn van Draat: "Toen ik vroeg wat ik moest doen, zei hij: ' Dat zien we straks wel.' Het betekende ondermeer dat ik op de derde dag van de strijd alle textielzaken in Leiden moest afstropen voor gele stof. We moesten gele lappen in het veld uitleggen als merktekens voor een door Den Haag aangekondigd Brits bombardement van de luchtlandingstroepen. Bij dat uitleggen zijn jongens gesneuveld. Maar er kwamen helemaal geen geallieerde bommenwerpers. Geen Engelse, geen Franse, geen moer! Op de vierde dag zagen we in de verte het Duits bombardement van Rotterdam. 's Avonds kon je de laaiende vuurzee zien en was de strijd voorbij."

Lt. Fijn van Draat werd als talenkenner o.a. ingezet als ondervrager van krijgsgevangen genomen Duitsers.

Auteur : D. Schaap.