TERUG

Dpl. ordonnans T. Spriensma.

Staf-I-9R.I..

 

 

Verklaring afgelegd door de dpl.soldaat ordonnans Spriensma T. destijds ingedeeld bij Staf-I-9R.I., van beroep enz enz. In de 357e Vergadering der Commissie Militaire Onderscheidingen d.d. 27 Februari 1950.

In de oorlogsdagen 1940 deed ik dienst als ordonnans van de Majoor van der Schee. Toen een gedeelte van het bataljon op 11 Mei oprukte in de richting Valkenburg, wat langzaam en onregelmatig ging, zijn de B.C. de Luitenant Nout, ik en enige anderen, totaal ongeveer 10 man, mee naar voren gegaan. De troepen volgden zeer slecht en terwijl wij reeds vuur ontvingen uit Valkenburg moest de B.C. zelf met levensgevaar de troepen naar voren trekken. Hij moest daarbij voorwaarts kruipen, maar af en toe ging hij recht overeind staan, terwijl er gevuurd werd, en riep: Naar voren, opschieten".  Slechts enkele groepjes volgden op zijn roepen. Toen wij in de nabijheid van Valkenburg kwamen, stuurde de Majoor mij iets vooruit in de richting van de kerk. Ook vandaar kregen wij hevig vuur. Rondom de kerk zaten de Duitsers. Ter uitvoering van mijn opdracht ging ik naar voren maar werd hevig onder vuur genomen, waarbij de Duitsers lichtkogels gebruikten.

Toen ik terug wilde keren, bemerkte ik dat de Duitsers tussen mij en de Majoor zaten, zodat ik afgesneden was. Wanneer ik overeind ging staan, kreeg ik weer hevig vuur, zodat ik al tiraillerend buiten Valkenburg kwam. Met een omweg kwam ik bij de Luitenant Tuinen van 9R.I. (mogelijk kan dit ook de Luitenant Banger zijn geweest).  Diens troepen, niet wetende of ik vriend of vijand was, namen mij toen weer onder vuur. Door allerlei sloten ben ik toen op roeps afstand gekomen en heb in het Fries geroepen: "Niet schieten". Zo ben ik weer bij de Staf teruggekomen.

Ik heb grote bewondering en veel respect voor het optreden van de Majoor van der Schee. Voor de oorlogshandelingen heb ik hem leren kennen als een streng maar rechtvaardig man., tijdens de oorlogsdagen als een moedig en beleidvol officier. Ook de Vaandrig van Elsen, die ik niet kende, heb ik echter deze eerste oorlogsdag uitstekend werk zien verrichten. Ik vond hem een flink commandant. Dat de troepen zo slecht naar voren gingen, is volgens mij te wijten aan de compagniescommandanten, waarvan niet de minste leiding uit ging, hun compagnieën maar aan hun lot overlieten en bang waren.

's-Gravenhage, 27 Februari 1950.

T. Spriensma.