TERUG
Sgt. K. J. van Hartingsveldt

  1. De voortekenen 

  2. Het naderend onheil 

  3. De uitbarsting 

  4. De eerste uren 

  5. Het keerpunt 

  6. De opmars 

  7. Het doel voor ogen 

  8. De herovering

BRON : J.van Hartingsveldt

DE MOBILISATIE EN DE EERSTE OORLOGSDAG

VALKENBURGS MEIDAGEN 1940 EN DE VOORAFGAANDE PERIODE

Uit aantekeningen uit 1942 van en door K.J. van Hartingsveldt ©

1952

VII Het doel voor ogen

Algemeen.

De situatie in het algemeen was als volgt: de in de vroege morgen gelande luchtlandingstroepen die wijd om het veld en op het veld zelf waren geland, hadden zich nu in de loop van de morgen nauwer op elkaar getrokken. Eerst was het bezette terrein het vliegveld met wijde omtrek tot in de duinen vlak bij de zee, daarop is van onze zijde de grootste druk uitgeoefend op het midden van deze bezetting, dus ongeveer tussen vliegveld en duin, hoofdzakelijk door toedoen van het vuur van onze toen nog voltallige mitrailleurcompagnie in één verband. Deze druk gaf aanleiding tot het afsnijden van de gelande troepen tussen het vliegveld en duingebied, waardoor er twee afzonderlijke groepen ontstonden, tussen welke twee wij ons nu inmiddels bevonden ‘in wigvorm’ kortheidshalve gezegd. Een groepsdeel hield zich nu op, op het vliegveld en in het daarachter gelegen dorp Valkenburg. Het andere afgesneden groepsdeel verschool zich in de duinen en in schuren, opslagplaatsen en huisjes, die erin de duinen te vinden waren, waarbij wel in het bijzonder het lage struikgewas en kleine bosjes uitermate goede dekking bood aan verspreide groepjes, die voor onze afdelingen nogal wat stagnerend werkte in het vorderen in deze omgeving.


De Duitse staf had erop gerekend Den Haag deze eerste dag, misschien zelfs in de loop van die morgen al in te nemen. Maar de Hollandse weerstand scheen verreweg groter te zijn dan verwacht werd en daarom werden dan ook Duitse versterkingen aangevoerd. Want in de loop van die morgen kwam een tweede golf. Er daalden nieuwe groepen parachutisten in de omgeving van ons landelijk centrum en landingstroepen begonnen onze kust te bezetten. Vliegtuigen verschenen nu alleen boven de duinen en het strand. Wellicht heeft een verkenning, die door hoog vliegende vliegtuigen, die die gehele morgen boven ons hoofd hadden gecirkeld, voor de Duitse leiding uitgewezen dat het vliegveld ongeschikt bleek en te zeer bedreigd werd voor nieuwe landingen. Dadelijk nam de Hollandse marine haar kans waar. Kanonvuur vanaf onze oorlogsschepen viel zeer goed waar te nemen.
De hevige explosies aan boord en de zware knallen van de springende granaten op het strand wezen erop, dat min of meer een vernietigende uitwerking voor de nieuwe indringers kon worden verwacht. Niettemin, met de reeds aanwezige vijand, vormden toch de uit deze slag ontkomen nieuwe versterking weer een groot gevaar.


De in de vroege morgenuren aan zeezijde afgesneden groepen Duitsers hadden in de loop van de morgen toch wel dusdanig verliezen geleden, dat groot gevaar, tijdens onze aanvallen in de richting van het vliegveld, niet in die mate bleek, dat er bezorgdheid omtrent aanvallen in de rug kon worden geacht. Echter nu was vijandelijke druk te verwachten van zeezijde, waardoor het noodzakelijk werd, enkele afdelingen dus af te zonderen en een front te vormen aan een tweede zijde, nl. de andere zijde van de weg, waaraan wij steun hadden gehad met het wigvormig doorstoten tot op die plaats, ook de weg die nogal vrij kort bij het vliegveld langs liep.
Spoedig was ook dit geregeld teneinde nu twee vijandelijke verzetshaarden in de onmiddellijke nabijheid van Valkenburg het hoofd te kunnen bieden. De één dus nl. het overschot in de richting van het vliegveld en de andere aanvankelijk kleinere, maar nu versterkte groepen, door nieuw afgezette eenheden aan de kust. Deze laatste, welke een nieuwe bedreiging betekende voor de omsingeling van het regeringscentrum, gaf geruime tijd moeilijkheden in het maken van een overzicht betreffende de nieuw gelande sterkte, omdat de nieuw gelande troepen deels het voordeel hadden, dat reeds vóór hun landing parachutisten verspreid lagen in dat gebied, die hen beschermden tegen eventuele verkenningen onzerzijds. Het was dan ook, dat, alvorens onze troepen de haard van het gevaar van de pas gelande vijand konden bestrijden, de hinderlijke aanwezigheid van de reeds verscholen landingstroepen van ‘s morgens eerst uit de weg genomen moest worden. Mede door toedoen van het reeds eerder genoemde kanonvuur van onze marine en de vaste omsingeling door onze troepen in de duinsector uitgevoerd, kon deze opmars van de vijand evenmin ons landscentrum bereiken en liep ook ditmaal deze nieuwe bedreiging op niets uit.


De Duitsers, -het moge gezegd worden-, ter ere van de Hollandse strijdkrachten, die die dag allerwegen dapper handelden en vochten, zowel te land als die achter de kanonnen van onze marine, die ons bijzonder de helpende hand boden hun orders stipt uitvoerden, werden gedwarsboomd in de uitvoering van hun plannen. Ook mede gezien het feit dat ons duidelijk werd, toen na het neerschieten van een vliegtuig, op de lijken van de uit dit toestel ontkomen staf van Generaal von Sponeck de instructies gevonden werden, hoezeer de opmars van deze onze vijand werd vertraagd, In welke, de hoedanigheid van opzet, de Duitsers alles hadden opgezet, bleek, dat voor de aanval op het hart des lands deels hun 2e luchtvloot was bestemd. Onder de bevelen van de commandant van deze luchtvloot, Generaalsvlieger Kesselring stond het luchtlandingskorps van luitenant-generaal Student, dat die dag door de lucht vervoerd was naar mede de in deze omgeving gelegen vliegvelden. De parachutisten waarmee wij die dag in contact waren gekomen en de eerste vijandelijkheden hadden moeten openen, waren van 4 compagnieën van de 7e vliegerdivisie, welke later versterking kreeg van 3 regimenten infanterie van de 22e luchtlandingsdivisie onder commando van de reeds eerder genoemde generaal-majoor Graaf van Sponeck.


Deze troepen die zoals vermeld met transportvliegtuigen op de velden waren afgezet, voerden 7,5 cm berghouwitsers, batterijen pantser afweer, pioniers en zelfs geneeskundige troepen met zich mee.
De parachutisten, die voor de verovering van het vliegveld waren, hadden in de vroege morgen toch ook nog wel mede dankzij de eerste vlotte landing door versterkingen aan infanterie hun doel bereikt, maar tot op heden bleek, dat met ook de later nog gelande eenheid, het 47e regiment infanterie de opmars naar het hart, onze regering, niet volbracht is geworden. Wel hadden zij nog, voordat eenheden van ons legerkorps ‘s morgens vroeg in aktie waren gekomen, de naaste omgeving weten te bezetten, waaronder reeds vermeld, het dorp Valkenburg, een deel van het duingebied, gelegen om en nabij de Wassenaarse Slag, de Haagse Schouw en het gebied ten noorden van het vliegveld gelegen inclusief Katwijk-Binnen met de brug over de Rijn. Tot op dit moment echter, zoals beschreven, was er niet zoveel meer over waar de vijand nog rustig als bezetter zich voelde gevestigd. Zojuist was ook met de gestadige vooruitgang in het heroveren van terrein door onze afdelingen vanuit noord en west komend, de 2e depot infanterie onder reserve majoor H. Mulder uit Leiden komend, langs verschillende wegen, na enige vuurgevechten te hebben geleverd en na de brug bij de Haagse Schouw te hebben heroverd hun opmars bezig aan de andere zijde van het door de Duitsers bezette terrein. Deze eenheden trokken het gebied al zuiverende van vijanden door in de richting van de Wassenaarse Wetering.


De parachutisten die weer zuidelijker waren geland vonden hun tegenstanders in delen van het uit Wassenaar afkomstige 1e regiment huzaren motorrijders. Zo konden we dus met dit voor ons zeer globaal bekend overzicht, de overtuiging zijn toegedaan, dat mede met de vorderingen die wij met de bataljons van ons 4e regiment hadden weten te bewerkstelligen en na de herovering van Katwijk-Binnen en de brug over de Rijn door ons IIe bataljon en de aansluiting van enige van onze secties zware mitrailleurs met de compagnieën van het Ie bataljon dat aansluiting had verkregen met de resten van het IIIe bataljon aan de Wassenaarse slag, ... een nieuwe aanval tegen het vliegveld en door de overige compagnieën van ons IIe bataljon tegen het bezette dorp Valkenburg, niet anders dan wel de laatste diende te worden, mede als gevolg van het feit, nu de vijand eigenlijk zo goed als ingesloten zat, de geestdrift van onze afdelingen enorm was toegenomen.
Niet te vergeten was het IIIe bataljon van het 2e regiment artillerie dat waardevolle aktie heeft ontplooid in beschieting van ons voorterrein en markante punten daarin gelegen, waaronder de kalkzandsteenfabriek ten zuiden van Katwijk gelegen, door een batterij van deze afdeling beschoten werd alvorens ons IIe bataljon dit punt nam.
Nu waren de Duitsers zich meer en meer aan het terugtrekken vanuit het omliggende terrein en vliegveld in de richting van het dorp Valkenburg terwijl de groepen in de duinen zich samentrokken op de Wassenaarse Slag.

*

De aanval op het vliegveld.

Nieuwe contacten hadden we gelegd, nieuwe groeperingen waren gevormd en alle afdelingen hadden weer hun nieuwe plaats en indeling gekregen in het grote gewijzigde geheel. Een volgende fase in de strijd werd afgewacht.
Weldra na de nieuwe ontvangen orders, die de herovering van het vliegveld inhielden, werden onze stellingen voorlopig even verzekerd. De soldaten van de tirailleurcompagnie zouden onder dekking van onze zware mitrailleurafdeling de laatste stormloop op het veld doen. Slechts 500 m restte nog van het doel. De zoeven gemaakte vordering die over een afstand van ongeveer 1 km ging, hadden de mannen moed gegeven. Het zag ernaar uit, dat ze het doel dat nu nog slechts in afstand de helft was van de vorige sprong met de gereedstaande afdelingen spoedig zouden overrompelen.


Het aantal neergestreken vliegtuigen die geen kans meer zagen uit hun benarde positie weg te komen en waarop we van het wat hoger gelegen punt waar wij ons nu bevonden een schitterend uitzicht hadden, was geteld op 43 stuks. Verschillende daarvan waren uitgebrand, stonden in brand of waren doorzeefd van mitrailleur en geweerschoten. Echter een groot aantal daarentegen was onbeschadigd. Ook hadden we over het daaromheen liggende terrein een goed uitzicht. Ontelbare witte vlekken waren de onbemande parachutes. De parachutisten die gedaald waren en onmiddellijk voor het Hollands vuur dekking moesten zoeken, hadden zich in de haast van deze parachutes ontdaan om veilig heenkomen te vinden. Eveneens doeken, welke bevoorrading beoogd hadden, zoals materiaal, munitie, voedsel enz. In het ene geval was de bevoorradingslast eraf, in het andere was het nog aanwezig, maar ook met de manschappen parachutes waarbij de een reeds was achtergelaten en de andere nog niet ontdaan was geworden als gevolg van plotseling overvallen te zijn of een treffer die een voortijdig einde maakte aan de landing. En zo temidden van al deze toonbeelden, die mede tot harding in een harde werkelijkheid noopte, gingen we voort in de ons opgelegde ingeslagen weg; de strijd tegen de invaller. Deze strijd was voor ons nu een aanvallen, in de verdedigingssfeer, de verovering van ons ontnomen gebied.


Commandanten hadden het teken van weer voorwaarts gaan gegeven en groep voor groep kon men in enkele ogenblikken tijd zien opduiken en onder artillerie- en mitrailleurvuur het doel zien bestormen. De heldere lucht, zoeven voor enige tijd bevrijd van allerlei afschrikkende geluiden werd nu weer gevuld met fluitende projectielen. Aan het lawaai dat van alle kanten vandaan weer los kwam uit de vuurmonden van de aanvaller, werd bovendien nog toegevoegd het knetterende vuur van de vijandelijke machinegeweren en verdere automatische wapens vanuit de richting van het vliegveld.


De verwoede stormloop vond nog meer voedsel als de bestormers door hun leiding gewezen werden op de boven de hangar wapperende hakenkruisvlag. Eveneens gaf dit voor ons ook aanleiding om door middel van een dood ding, ons wapen een vuur af te geven dat even verwoed was als de uitwerking van de projectielen op het doel. Zelfs enorm veel aansporing had het de Hollandse manschappen gegeven om de vijand verpletterend te verslaan toen het bericht was binnengekomen van het falen van de opzet van de divisiecommandant van Sponeck die de leiding had van de in deze omgeving gelande troepen en waarbij de verdere instructies in onze handen waren gevallen.


Onversaagd zag men de tirailleurs run na run nemen in weerwil van de voorkomende ongevallen die schrikaanjagend genoeg waren. Sommigen moesten als gevolg van getroffen te zijn achterblijven waarbij de aard der verwondingen in sommige gevallen was dat zij omkwamen en het gesneuvelden aantal daardoor zienderogen steeg. Toch stormden de overigen, die van alle hier inmiddels gebundelde afdelingen tezamen nog een vrij groot aantal vormen, door in de richting van het vliegveld.


Soms onttrokken opvliegende stofwolken ons het uitzicht op de troepen, dan weer verschenen zuilen van aarde en allerlei in die omgeving aanwezige materialen op het vliegveld, veroorzaakt door springende granaten van Hollands geschut. Het was kortom een onbeschrijflijk gebeuren wat zich op deze ogenblikken voltrok.
Daarom ook toen de Duitsers zagen, dat ook de Hollanders het echt menen konden en niet zoals zij waarschijnlijk verwacht hadden voor de aanval van vrij sterke strijdkrachten uit de lucht, hetgeen toch een zo goed als nieuwe voor het onverwachte methode betrof, dat zij verschrikt in de war gebracht hun energie verliezen zouden, maar integendeel alles op prijs stelden hun ontnomen gebied terug te nemen, trokken zij zich langzamerhand tot op het veld en in de hangars terug.


Terwijl de vijand al vechtende achterwaartse verdedigingsstellingen betrokken en onze aanvallende afdelingen terrein wonnen, konden ook onze zware stukken van tijd tot tijd naar voren worden verplaatst. Zo belandden wij, na verloop van enige tijd ook in het vlakke voorterrein, waar een keur van vijandelijk materiaal te vinden was. Zo kon men aantreffen een parachute waaraan nog een soort koker bevestigd was, waarin naar alle waarschijnlijkheid voedsel of munitie werd aangevoerd. Zij was geopend en leeggenomen. In verschillende vakken was zij verdeeld en de afmetingen waren ongeveer 30 cm rond en 1½ cm lang. Weer ergens anders lag de parachute nog met koppel en tas, de uitrusting van een militair die zich snel heeft willen redden door gehaast zich ervan te hebben ontdaan, te ontvluchtten. Tot de inhoud van de uitrustingstas behoorde o.a. schrijfbenodigdheden, zoals papier en potlood, noodvoedsel in de vorm van snoep en kaak, een flesje drank, verband, medicamenten en nog meer, wat terwille van de tijd niet kon worden bekeken.
In nog een ander geval trof men een gesneuvelde parachutist in de onmiddellijke nabijheid van zijn parachute met uitrusting, waarvan de tas die op de heup werd gedragen nog geopend was. Nader bezien constateerden wij, dat potlood en beschreven papier haastig weggeduwd, los en ruw in de tas was gedrukt, waaruit hoogstwaarschijnlijk bleek dat deze jonge man nog bij het naderen van het landingsterrein en het commando klaarmaken voor springen heeft zitten schrijven, bedoeld als post voor na de landing.


En zo waren de bevindingen talrijk bij het meer en meer naderen van het doel. Gezien de onverminderd felle aanvallen tegen het vliegveld op, is het verwonderlijk, dat van verschillende zijden twijfel uitgesproken is kunnen worden of de Hollanders vechten zouden, als zij aangevallen werden. Maar tegen zulke twijfel was ook altijd sterk geprotesteerd in Holland, echter deze gebeurtenissen toonden nu, hoe buitengewoon ongegrond ze was, De Nederlanders door alle tijden heen reeds, zijn bereid geweest en waren nog bereid hun vrijheden te verdedigen ofschoon zij ook iedere verheerlijking van het militarisme afwezen, zoals men die kon vinden in de geschriften van Duitse filosofen, zoals Clauserwitz en Freitschke, zijn ze zich wel bewust van het feit, dat geen enkele natie zijn vrijheid waard is, die niet bereid is, deze te verdedigen. Zelfs houden zij voor ogen, dat, wanneer militair verweer tijdelijk moet zwichten, het de belofte in zich houdt van een nationale herrijzing in later tijd en dit brengt hem weer op een verbeten doorzetten.


De helm op het hoofd, het gasmasker op de heup, het pioniersgereedschap, de zandzakken, de broodzak met inhoud, de eetketel, patroontassen met de munitie aan de koppel om het lichaam, het geweer, pistool of de mitrailleur in de aanslag in de handen torste door niemand benijd de infanterist zijn wapenrusting al naderende en naderende de vijandelijke doelen.
In tegenstelling met voorheen, toen de cavalerist, hoog op zijn paard gezeten, op hem neerzag, die daar zo traag langs de weg ging en toen de artillerist op zijn auto, te paard of op de voorwagen der kanonnen langs hem heen snelde of rammelde, de modder zo nu en dan in zijn colonne spatte, toen de wielrijder zich geruisloos voortbewegende, langs hem heen gleed met een lachje dat sprak van ‘arme infanterist’ en toen de pantsertroepen en motorrijders voorbijtrokken met iets in de blik alsof zij zelf aandeel hadden in de kracht van hun motoren, ging nu die nederige strijder van toen, die velen langs zich heen zag trekken ver vooruit. Nu was hij het, de infanterist, die het terrein overmeesterde, het vasthield en nog niet prijsgaf voor zijn leven. Tot de laatste man, tot de laatste patroon, tot de laatste handgranaat, ‘als ‘t moet’ zou hij de loopgraaf of het stukje terrein om hem verdedigen of blijven aanvallen. Hij ging vooruit zolang hij kon, hij bleef als het vuur hem het voorwaartsgaan belette, maar hij week niet. Zo was het beeld van die vroege morgen.
Geweervuur en mitrailleurgeratel hadden het signaal reeds lang weer geleden gegeven, dat een nieuw contact met de vijand was verkregen. Doffe kanonslagen verkondigden de activiteit van de artillerie. Diverse legerafdelingen snelden door het terrein, waarvan enkelen heuvelranden bezetten en weer anderen aan de weg gelegen hofsteden. Dan gebeurde het weer, voor de zoveelste maal, dat vliegtuigmotoren rondom boven onze voorttrekkende troepen, ronkten. In kleine groepjes trok onze infanterie door het scherm, dat verkenningstroepen en beveiligende afdelingen vormden. Dan weer nam het tempo toe, dan weer vertraagde het. Het vuur van de vijand dwong tot gedekt voorwaarts gaan van terreindekking tot terreindekking. In korte sprongen en kruipend werkten zich onze groepen naar voren. Uren waren nodig geweest enkele kilometers af te leggen, maar nu ging het om enkele tientallen meters. Daartegenover stond, dat enkele malen weer vrij snel terrein gewonnen werd en andere momenten weer ter plaatse gebleven moest worden.


Niet alleen valt het leger, in de verschillende wapens, welke elk hun taak krijgen, uitéén, doch ook onze infanterie loste zich nu op. De verbindingsafdelingen bleven achter, de mortieren kwamen in stelling, terreinranden, hofsteden en hoogten werden bezet door afdelingen, die beschermend vuur over en voor de oprukkende infanterie moest leggen. Sprongsgewijze van stelling tot stelling gingen eveneens de achter ons volgende legerafdelingen, zoals de artillerie en de pantserafweerkanonnen vooruit. Doch immer voorwaarts, vóór allen, drong onze infanterie op. In het terrein zocht zij bescherming tegen het vijandelijk vuur, met mitrailleur en geweer, gesteund door de overige wapens, baande zij tegenover de weerstanden, welke haar telkens voor de voet traden, in laatste instantie zelf haar weg. Zij groef zich in, indien het voorwaarts gaan onmogelijk werd. Als de verbindingen waren gelegd, slopen behendig telefonisten langs de uitgelegde lijnen om deze te beschermen of te herstellen. Mortieristen en onze mitraillisten eisten van hun wapens het uiterste. Zij en wij hielpen elkander daarbij in het vuur en boden in kleine groepjes bijeen elkaar de morele steun, welke ieder zo behoefde. Bij voortduring, evenals bij het kanon achter ons, loerden de schutters van onze mitrailleur naar opduikende gevaren om deze te weerhouden alvorens ze onze linies zouden bereiken.


Zo lagen ze, voor alle wapens uit in groepen van twaalf man, geleid door onderofficieren, gesteund door korporaals, de infanteristen, opgelost in een breedte van ± 40 meter en in diepte van ± 10 meter. Nagenoeg geheel aan zichzelf overgelaten had een ieder onzer groepen of stukken zich in het terrein gedekt. Het commando van de commandanten reikte soms niet boven het krijgsrumoer uit, de jongens onderling hoorden en zagen niets van elkaar in geval van knallen en gillen der projectielen over de terreindekkingen heen. Zij zagen in de lopen van de wapens, welke de tegenstander op hen richtten,, zij onderkenden het gelaat van de vijand, zij zagen hem in het wit van de ogen, zij bestreden hem met het geweer, wierpen handgranaten en hadden ten laatste nog de bajonet of de vuist. De groepen weken niet.


Ons stuk was juist weer in stelling gebracht, van waaruit de vijand kon worden bestookt. Nogmaals werd vuur afgegeven en groep voor groep volgde de telkens plaatselijk terugtrekkende tegenstander. Dit zo, in evenredigheid tot de sterke, nog volwaardige, maar ook de inmiddels door verlies zwakker wordende groepen, gaf geruime tijd redelijk snelle terreinwinst, steeds stukjes eigen grond die we heroverden.


Voor deze infanterieafdelingen was en is altijd de moeilijkste en zwaarste taak weggelegd. Van hen werd en wordt altijd het meeste geëist, zij konden ook hier weer het hoogste volbrengen en moeilijker, gevaarlijker en zwaarder dan van welke legerafdeling ook was de taak welke voor hen in het gevecht was te vervullen: ......’terrein winnen op de vijand!’...
Het is daarom dat de infanterie de eerste klappen en vijandelijke stoten moeten vangen, waaraan dus, ondanks de eer in ons zelf en voor andere wapenmakkers en de vrij snelle vorderingen op de vijand, het droevig feit verbonden zit, dat ook de verliezen aan medestrijders in eigen omgeving van ons een sterk evenwichtig incasseringsvermogen opeiste. Verscheidene vrienden waarmee we voorheen onze diensten verstonden, konden ons niet meer volgen en bijstaan in de strijd. Waren de getroffenen niet plotseling hun leven kwijt, dan toch waren zij, wellicht, voor de verdere gang van hun leven verwoest tenzij hun verwondingen van tijdelijke aard waren wat in dat geval dan voor hen weer een opwekkend feit was in vergelijking tot hun gesneuvelde of verminkte makkers. Zo ook waren de ervaringen in de andere terreingedeelten, die waarin de tirailleurgroepen bij toerbeurt, afwisselden met ons, hun sprongen uitvoerden, ook zijn verloren in vele gevallen hun onmisbare steunkrachten en toch maar; soldaten uit gewoon hout gesneden, echter ...krachtfiguren gebleken. Bij het passeren van hun nog warme lichamen die levenloos dus onbeweeglijk ter aarde lagen, konden toch bij het aanschouwen van hun gelaat, hetwelk van elk verschillende uitdrukkingen gaf, onze nog in leven en hoop verkerende zinnen zich niet bedwingen. Elk oog vertoonde haar traan, zij het in letterlijke of figuurlijke zin, terwijl meer dwang ontstond, bij geen uitgezonderd, de tegenstander hiervoor een gevoelige afrekening te geven.


Een weinig rechts van ons over een smalle sloot stond de afrastering van een waarschijnlijk vroeger bestaand sportveldje. Enige struiken namen deels het gezicht daarop weg. Dit, tot de merkwaardige gevallen behorend, was er één, een in halfstaande houding gesneuvelde soldaat. Het trof hier, één van onze vooruitgeschoven tirailleurs, die de aanval op het veld mede begonnen was. Klem tussen enige steunklampen en wat prikkeldraad, met het geweer op de afrastering, de loop door het gaas, hing het slachtoffer met de arm over de kolf en het hoofd onbeweeglijk tegen het hek, tussen het hekwerk en struikgewas met het uniformjasje aan het prikkeldraad gehaakt.


Ook was duidelijk waar te nemen, dat de slachtoffers aan de sloot en greppelranden uit hun aanvalshouding gevallen waren, liggend in dezelfde aanvalsrichting, zij het in het ene geval het wapen in de hand genomen voor de sprong of in het andere geval nog in de aanvals- aanslaghouding. En zo ook kroop met de soldaat, schrijnend de tijd.

<< Vorige Hoofdstuk   |  Volgende Hoofdstuk >>