| 
            
          MEI 1940 
         10 mei deel 1. De overval 
  10 mei deel 2 De Strijd. 
  10 
        mei deel 3 Aanval De eerste aanval
 
  Artillerie 
  Het dorp Valkenburg 
  De herovering 
  2-2-1RHM 
  10 
        mei deel 4 H.Schouw. 
  10 
        mei deel 5
          De plannen.  11 
        mei 
  12 mei 
  13 mei 
  14 mei 
  15 mei 
  Demobilisatie 
         
         Kaart van
      	Valkenburg eo. 
 
          | 
          
              
          10 mei deel 3 
    Nadat de verbanden van II-4R.I.
          waren geordend, nam 
            de majoor Cramer in de lijn  Shellstation - Korenmolen ( in 
            de zuidrand van Katwijk aan de Rijn.) een uitgangsstelling in, naar 
            aanleiding van de nieuwe opdracht van zijn regimentscommandant om tegen het inmiddels 
            door de Duitsers bezette dorp Valkenburg op te rukken. Majoor Cramer 
            had in een van de huizen nabij de Korenmolen zijn commandopost ingericht.   
            De mitrailleurs van de 1e en de 2e sectie MC werden opgesteld 
            bij de korenmolen aan de Molenweg tot de afsluiting van de naderingswegen 
            vanuit het dorp Valkenburg,  en de 4e sectie MC werd opgesteld tegen
          luchtdoelen bij de commandopost van overste Buurman. De 3e
          sectie 
            van de MC nam stelling tot afsluiting van het terrein west van de 
            weg naar Valkenburg. Er werd op de stelling geschoten maar het was niet te achterhalen waar
          het mitrailleurvuur vandaan kwam.
 De schutter van een van de stukken
          van de 1e sectie MC;
 
            
              We wisten niet waar het vandaag kwam. Het
              kon het schuurtje bij het Shell station zijn, dat langs de Valkenburgse weg stond. Met
              vuur wat een meter hoog lag hebben we het schuurtje afgezaagd, wat
              daarna instortte. We hadden er wel twee banden voor nodig maar
              Duitsers zaten er niet in.
              De majoor had voor deze opdracht de beschikking over 
            :   
            
               2-II-4R.I.
              3-II-4R.I.
               MC-II-4R.I. (minus de 4e sectie).
               een sectie van 4 Bt. 6 veld en de 1e sectie van 4
              C.Pag. 
               Als reserve nabij het gemeentehuis, 1-II-4R.I.  
          Hij gaf de volgende bevelen aan zijn compagniescommandanten; 
            
              Aan C.-2-II-4R.I., kapt. Sjouke, de opdracht om
              versterkt met de 2e sectie MC op te marcheren langs de
              Wassenaarseweg naar het vliegveld en het dorp over de Broekweg
              aan de westzijde aan te vallen.
              Aan C.-3-II-4R.I., kapt. Val, versterkt met de 1e
              en 3e sectie MC. het dorp vanaf de noordzijde aan te vallen langs de
              Valkenburgseweg. Huizen werden doorzocht en de eerste brug in de
          Valkenburgseweg in het Molenblok werd overschreden.
  Het voorwaarts gaan vanuit de bebouwde kom van Katwijk 
            aan de Rijn naar het open terrein werd bemoeilijkt doordat de Duitsers 
            de steenfabriek( punt 2) bezet hielden en vandaar 
            uit meester over het open terrein waren.Nadat de artillerie om 15.55 uur op verzoek van Cramer de steenfabriek 
            drie minuten onder vuur had genomen, kon omstreeks 16.00 uur worden
            opgerukt waarna de door de vijand verlaten fabriek werd bezet
          en zij doordrongen tot over de brug over de Kleine Watering.
  Kapitein Val van 3-II-4R.I. 
            trok, versterkt met de 1e sectie van 2-I-1R.I.onder Lt. Guyt en de
    1e en 3e sectie zware mitrailleurs, gesteund door op aanvraag beschikbare 
            artillerie, op langs de Valkenburgse weg tot over de brug over de 
            Kleine Wetering. Huizen werden onderzocht. Regelmatig werd
    vijandelijk vuur ontvangen uit het voorterrein.Majoor Cramer volgde de aanval van 3-II-4R.I.op de voet. Vaandrig van der
  Wal (SC3-3-II-4R.I.) met de derde sectie als voorsectie en de overige sectiën
  links en rechts van de weg alwaar de huizen werden onderzocht. Nadat twee
  bruggen waren gepasseerd en de eerste huizen van Valkenburg waren bereikt werd
  de opmars vertraagd door een hevig geweervuur uit het dorp.
 Noot F.O.       8 cm mortieren van de Duitsers naast de Kerksteeg Vervolgens werd aanval gestuit door een krachtig afgegeven
    vuur door de Duitsers met mortieren die 
            eveneens de steenbakkerij, zuid van de overgang over de Kleine
    Watering, onder vuur nam, kapitein Val werd geraakt door 
            een granaatscherf. De luitenant van Galen nam toen onmiddellijk
    het commando over de comp. over.Nadat de compagnie ongeveer één uur ter plaatse in de verdediging heeft
    gelegen terwijl de beschieting in hevigheid toenam, in afwachting van de aanval van
          2-II-4R.I. over de Broekweg, gaf Cramer
    nadat deze aanval uitbleef bevel voor de terugtocht. Met de resterende twee groepen van de eerste sectie
    werd een rugdekking voor het bataljon gevormd. Deze rugdekking is later
    aangevuld met uit het voorterrein terugtrekkende troepen van II-4R.I. 
    De sectiën trokken zich 500 meter terug.
 Noot
  F.O. 
            
              Op de toenmalige verouderde stafkaarten
              stond  een steenbakkerij cq steenfabriek. Die was er niet
              meer, op die locatie stond de woonwijk Borculo. Mogelijk werd
              bedoeld met steenbakkerij : Kalkzandsteenfabriek. Er gingen geruchten dat reeds die avond Nederlandse soldaten in Valkenburg
      waren doorgedrongen. Jaap van der Zwart sprak van gevechten tussen de
      Duitsers en de Hollanders in het dorp. Tussen vier uur en half acht in de
              avond. Cramer liet de sectie van Lt
    Guyt, één groep onder vaandrig v.d. Wal en de 1e sectie zware mitrailleurs
          bij de luchtvaartloods (vt.28.75 - 66.45) gelegen tussen de korenmolen en de Kleine Watering, achter en gelastte dat de rest der compagnie op de
          zuidrand van Katwijk zou teruggaan, met de bedoeling haar achter
          kapitein Sjouke te doen volgen naar het vliegveld teneinde van daaruit
          gezamenlijk op het dorp aan te vallen. Guyt plaatste nog een wacht op ongeveer 50
    meter over de brug
    maar trok deze later in de nacht terug wegens onophoudelijk vijandelijk vuur
    vanuit het dorp Valkenburg. 
 
 Op het vliegveld
          aangekomen ontving Cramer echter de opdracht van overste Buurman om
          terug te keren en alsnog langs de Valkenburgse weg de aanval te
          hernieuwen.
          Bij de eerder genoemde korenmolen aangekomen, was de duisternis reeds ingevallen.
    De aanval op Valkenburg werd uitgesteld tot 11 mei.
 In de loop van de avond ontving majoor Cramer het bericht,  dat
          2-II-4R.I. niet meer onder zijn bevelen stond. En tegen 22.00 uur
    versterkte Cramer het detachement bij de luchtvaartloods met een
    sectie onder lt. van Galen, die het commando over het detachement op zich
    nam.
 Overste Buurman:  
    
      Gedurende dezen aanval op Valkenburg werd door den
      verplegingsofficier van het (2e) bataljon aan den R.C. (Regiment
      Commandant) gevraagd , hoe laat de oefening zou zijn afgeloopen, omdat het
      eten gereed was! Een bewijs te meer, hoe weinig men zich indacht in den
      ernst van de zaak. **  2-II-4R.I.   Kapitein Sjouke van 2-II-4R.I. trok 
            na de zuivering van het Seminarie met de 2e sectie 
            van de mitrailleur compagnie van het tweede bataljon (2s- MC-II-4R.I.) 
            onder vaandrig Everard op lang de Wassenaarse weg om via het
          vliegveld, dat reeds van overvallers gezuiverd was, het dorp
          Valkenburg over de Broekweg aan te vallen. Sgt. K.J. van Hartingsveldt van de 2e sectie MC; 
   
   De sectiecommandanten waren vervolgens uit hun dekkingen gekomen en gaven het teken aan hun stukken snel te volgen. De stukscommandanten gaven hun aanwijzingen vervolgens
   aan hun manschappen en zo begaven we ons allen weer, stuksgewijs naar voeren. Ook de karrevoerders, die, zowel van mitrailleur als patroonkarren, renden met hun materiaal dat gedurende al die tijd een weinig beschut
   tegen het vijandelijk vuur langs een huismuur had gestaan, geholpen door enige helpers, naar hun volgende door de commandant aangewezen dekking. Ook ons stuk, dat oorspronkelijk één positie ten achter was,
   verplaatste zich bij delen naar de beschutting van de houtloods. Op het moment, dat het vijandelijk vuur vrij zwak was, besloot de vaandrig ons stuk verder te laten gaan in de richting van het vliegveld. De laatste waarnemingen waren voor ons zeer gunstig gebleken. De vijand was verder teruggetrokken dan wij oorspronkelijk hadden kunnen vermoeden. Slechts in de onmiddellijke
   nabijheid ervan en op het vliegveld hadden de Duitsers zich nu in alle stilte verscholen en hadden veel anderen weer zich inmiddels in de duinen verspreid, uiteraard met achterlating van verspreidliggend materiaal,
   maar ook gesneuvelde collega's. Laatstgenoemde verspreide groepen hadden geen kans meer gezien in de richting van het vliegveld te ontkomen. Ter plaatse bevonden we ons nu op ongeveer 1½ km van het vliegveld waar de Duitsers inmiddels angstvallig voor de druk van de naderende Hollandse militair, die toch
   eigenlijk wel actiever dan verwacht kon worden, de strijd met hen had aangebonden, bijéén waren getrokken. Intussen waren de tirailleurcompagnieën van onze oprukkende rechtervleugel dusdanig naar voren gegaan, dat onze onmiddellijk rechts van ons gelegen afdelingen daardoor een
   ietwat omtrekkende beweging konden maken door linksom te zwaaien in onze richting terwijl de uiterst rechts gelegen afdelingen het duingebied bleven bestrijken.
    Terwijl deze min of meer voorbereide beweging zonder zware gevechten ten uitvoer kon worden gebracht en wij dus met ons stuk in aansluiting met dit geheel ook naar voren
   gingen, dreunde het zware geschut er op los. Enerzijds gezien betekent dit een soort overnemen van de beschietingen van de lichte wapens, anderzijds bescherming en ondersteuning, echter wat het buiten dit ook geeft:
   een enorm gevoel van zekerheid in die bescherming en een vastere wil tot doordouwen. Het dorpje Valkenburg, in de nabijheid van het vliegveld, dat inmiddels na een vlucht van een deel der bevolking door de luchtlandingstroepen betrokken werd en waarin zij
   zich vastnestelden als gevolg van het feit dat door het opdringen van onze afdelingen de omgeving van het vliegveld moest worden ontruimd, werd eveneens door onze artillerie onder vuur genomen. Dit tevens als
   voorbereiding van een aanval op de daar aanwezige vijand, te ondernemen door de compagnieën van ons IIe bataljon. Steeds na het afvuren van genoemd zwaar geschut, dat enkele tientallen meters achter ons gebeurde, hetwelk gepaard ging met zware explosies, konden we herhaalde malen de
   granaten over ons heen horen suizen, waarna enkele ogenblikken later zuilen van aarde, zand, steen enz. omhoog spoten. Deze onvoorziene situatie die alleen in een oorlogstoestand als deze kan voordoen en altijd
   ernstige gevolgen met zich meebrengt, moet voor het dorpje wel heel zwaar zijn gevallen. Terwijl wij zo, met onderbrekingen in het voor eventuele opduikende gevaren dekking zochten, voorwaarts gingen, waren de bevindingen allesbehalve opwekkend. Het voorterrein,
   dat geruime tijd onder vuur genomen was geweest en waar zich de parachutisten hadden opgehouden, die uiteraard van lieverlee zich hebben moeten terugtrekken voor de voorbereidings- dan wel stormvuren die door onze
   vuurfronten werden afgegeven, moest nu door ons worden doortrokken en hernomen. Het eerstvolgende doel waar wij met een tirailleurgroep van onze rechterafdelingen contact moesten leggen was een hoger gelegen punt, een duintje in het rechts van ons
   gelegen voorterrein. Terwijl die afdeling van die rechts van ons gelegen compagnie naar links zwaaide, die de voorgenoemde omtrekkende beweging was, weken wij een weinig naar rechts teneinde op de genoemde hoogte
   elkaar te kunnen ontmoeten en in het grote geheel als deel daarvan gezamenlijk op te stellen voor de voor te bereiden aanval op het vliegveld. Deze hoogte was één van de meest binnenwaarts gelegen toppen van de
   duinen en zag schitterend uit over het gehele vliegveld. Ze was gelegen op ongeveer 500 meter verwijderd daarvan en zeer goed geschikt om ter bescherming en ondersteuning van de in de richting van het veld oprukkende
   troepen, te vuren op de vijand. Na ongeveer een kwartier à twintig minuten durende veldloop, gedurende welke onderneming wij ook vanzelf meerdere onaangenaamheden tegenkwamen en opdeden, kwamen wij op de
   hoogte aan. Vermoeid van het zeulen der karren, die bijna ontoonbaar geworden waren, vanwege de vele kogeltreffers en beschadigingen van granaatscherven en van het in allerijl in de looppas voorwaarts trekken met de
   zware wapenonderdelen, met onze munitiekisten en het verdere materiaal, van het herhaaldelijk dekken en reageren op elk willekeurig onverwacht gebeuren, zochten we vervolgens naar een geschikte dekking, om enkele
   ogenblikken wat te kunnen uitblazen.   * In de nabijheid van het vliegveld aangekomen, dat reeds goeddeels van vijanden was gezuiverd, kreeg kapitein Sjouke van overste Buurman de opdracht zich
          te melden bij majoor Mallinckrodt, zodat de door majoor
          Cramer gegeven opdracht om het dorp Valkenburg aan te vallen kwam te vervallen.Tevens werd de 2e sectie van MC-II-4R.I. door Mallinckrodt ingelijfd en in de loods B2 aan de westzijde van het veld ondergebracht. In de
          avond, toen Mallinckrodt besloten had het veld te verlaten, marcheerde
          Sjouke af naar de Wassenaarse weg en maakte daar een stelling tussen
          paal 88 en het duinwaterleidingspompstation. Sjouke bleef met zijn
          compagnie de volgende
          dagen tot in de morgen van 14 mei onder de bevelen van Mallinckrodt. De 2e sectie van MC-II-4R.I.
  sloeg, zoals we later zullen zien, abusievelijk bij de Wassenaarse weg links
  in plaats van rechtsaf en marcheerde af naar de Wassenaarse Slag.
  ***    Bij deze acties werden de Nederlanders voor 
                het eerst geconfronteerd met een  Duitser in uniform. 
           
            
              Deze bestond uit een overall, zonder uitstekende of fladderende onderdelen. De helm was smal van onderen. De laarzen vormden tegelijk munitieruimten. De bewapening bestond uit handgranaten,
              parabellum en pistoolmitrailleur, terwijl de verdere uitrusting tevens omvatte levensmiddelen in gecomprimeerde vorm, kleine radio zend- en ontvangapparatuur, en per valscherm neergelaten drums met
              wapens en munitie. Nakomende munitie en levensmiddelen aanvoer geschiedde
              per parachute.  
              Hun was nooit verteld hoe een Duitser te herkennen was. Laat staan 
                hoe hij bewapend kon zijn. Ook het Algemeen Hoofdkwartier hielp ongewild mee aan de verwarring door
              om 06.00 uur al een
       	 telex bericht
           uit te geven waarin werd medegedeeld dat een gedeelte der parachutisten gekleed waren in Nederlandse uniformen.
           Majoor Mallinckrodt in 1950;
           
            
              Vriend en vijand waren grijs-groen gekleed met
              helm op. Op 300 M. kon men niet zien wat men tegenover zich had,
              zodat verscheidene malen, uit vrees op eigen troepen te schieten,
              het vuur niet geopend werd, terwijl later bleek dat het toch
              vijand was. Vooral tijdens de opmars van III-4 R.I. naar liet
              vliegveld kwam dit tot uiting. **************   Artillerie. III-2R.A. Terwijl deze aanvallen op de Duitse indringers zich 
            voltrokken, was ook de derde afdeling van het 2e Regiment 
            Artillerie ( 12 houwitser lang 14.) in actie gekomen. Reeds om 06.00 uur is de 3e batterij 
            opgesteld bij Noordwijk en om 07.00 uur was de 2e batterij ten zuiden 
            van Katwijk zo opgesteld dat het vliegveld visueel was en onder vuur 
            genomen kon worden. De batterij bij Katwijk aan zee stond daar onbeschermd. 
            D.w.z. er was geen infanterie verdediging rondom de batterij opgesteld 
            en ze stonden in het open veld. De 1e batterij werd opgesteld in het 
            barakkenkamp te Katwijk aan zee. Elke kanon stond goed gecamoufleerd 
            in de slagschaduw van een barak. Duitse jagers zochten naar deze batterijen 
            maar konden deze, als zij in de buurt kwamen werd het vuren gestopt, 
            niet vinden. 
           Barakkenkamp ten zuiden van Katwijk aan Zee en ten
          oosten van het Hospitium. Drie barakken, drie vuurmonden in de slagschaduw.
 De foto is ongeveer in de richting van het noorden genomen.
 Toen de afdelingscommandant majoor H.J.J.W. Dürst Britt
          (C.-III-2R.A.) geen toestemming kreeg om het vuur te openen en navraag deed, bleek 
            dat het volgende het geval was. Een zekere Oberleutnant Hohendorn
          had de gevangen genomen Nederlandse vaandrig, van Oostrum Soeda (SC.3-1-III-4R.I.), vanuit het gemeentehuis in het dorp Valkenburg laten opbellen met de boodschap dat zich in de hangaars Nederlandse 
            krijgsgevangenen bevonden. Zou het vliegveld beschoten worden, "dan 
            wird’s Ihnen schlecht vergehen." Dit telefoongesprek werd door het AHK in het 3e
          legerbericht aangemerkt als een schending van het oorlogsrecht:  
             
               "Een nieuwe laffe 
                schanddaad werd door Duitsche troepen begaan, toen de
              commanderende Duitsche officier Hohendorn heeft gedreigd de gevangen genomen Nederlandse bezetting van een
              vliegveld
              te zullen afmaken, indien dit vliegveld door Nederlandse
              artillerie onder vuur zou worden genomen ".
             Omstreeks 08.30 uur begon de artillerie met het inschieten 
            en gedurende de morgen werd het vliegveld met goed gerichte schoten 
            onder vuur genomen - het angstaanjagende gieren van de over hun hoofden 
            afgevuurde granaten hadden de Nederlanders nog nooit ervaren -  
            waardoor niet minder dan 20 transporttoestellen  met veel
          rookontwikkeling, gepaard gaande met het ontploffen van seinpatronen
          en munitie volledig 
          
      	in vlammen
          
          op ging terwijl 10 andere zwaar werden beschadigd.  Soldaat Berend Borst die als krijgsgevangene vanaf het
          vliegveld naar het dorp Valkenburg gevoerd werd: 
            
               Toen we allen aan de overkant van de sloot
              waren, moesten we dekking zoeken want het vliegveld wat nog steeds
              onder vuur lag kreeg nu de volle laag. Waar wij lagen was het land
              niet veilig, want we waren slechts een paar 100 meter van het
              vliegveld af. Tijdens deze zeer heftige aanval keken we in
              spanning waar de projectielen ontploften, gelukkig kwam er geen
              enkele granaat in onze richting. Men had in Katwijk blijkbaar het
              juiste doel gevonden, alle granaten kwamen op het vliegveld
              terecht en niet doelloos. In korte tijd stonden er minstens 15
              vliegtuigen in brand. Stuk voor stuk veranderden de machines in
              een grote vuurzee met een geweldige zwarte rookwolk. Dit geweldige oorlogstoneel maakte een onvergetelijke indruk op
              ons. Het overkomt niet iedereen om een aantal Duitse vliegtuigen
              in vlammen zien opgaan! Nadat de vliegmachines uitgebrand waren,
              gingen we richting Valkenburg,
  Tijdens de
          beschieting verschenen enige malen groepen van 8 tot 16 vijandelijke
          vliegtuigen boven het stellingterrein en het waarnemingspunt. Teneinde
          ontdekking te voorkomen, werd dan tijdelijk het vuur gestaakt. 
            *
            
             Gezicht op de brandende vliegtuigen.
            
          Waargenomen werd dat vriend en vijand het veld ontvluchtte en zich begaf
          in de richting van het dorp Valkenburg dat reeds door de overvaller
          was bezet. De afdelingscommandant liet de
          vluchtenden met vuur achtervolgen tot deze niet meer zichtbaar
          was.Ook is in de morgen om 08.30 uur het veld gebombardeerd door 5 Fokker 
            CV toestellen van de Luchtvaart afdeling (L.v.A.)
 
 1-III-15R.A. De stellingen van 15R.A. lagen bij de mobilisatie in Leusden bij de Grebbeberg en vormde met 19R.A. de artillerie voor het IIe Legerkorps aldaar.De batterij 1-III-15R.A. onder Res.
    kapitein N.G.J. Huigen kreeg op 10 mei opdracht om zich - met de 
    
      	15.15 houwitsers
  en de trekkers van 19 R.A. - in eerste instantie te melden in de van Alkemadelaan te Den
  haag. Onderweg daarheen vernam de Kapitein tussen Woerden en Bodegraven van een motorordonnans
  een nader bevel dat hij zich na de aankomst in Leiden onverwijld moesten melden bij de Commandant Westfront Vesting Holland in de Rijks H.B.S. aan de Hoge Rijndijk.
 
    Bij aankomst  te Leiden om ongeveer 17.30 u was men hieromtrent niet op de hoogte. Na enige opheldering bleek dat de
    batterij was bestemd was om vuursteun te verlenen bij herovering van de
  Haagse Schouw. Maar die was al weer in Nederlandse handen.  Pas de volgende dag om 07.00 kreeg C.1-III-15R.A. orders om zich te melden in Warmond bij
    C.-6R.A., werd toegevoegd aan I-6RA, en kwam omstreeks 11.00 uur in stelling bij de Leidse Hout.
  Omstreeks 13.30 u was de batterij gereed om te vuren. De order werd
  gegeven : vuren op het vliegveld. De uitkijk in de R.K. Kerk te Oegstgeest
  meldde echter dat er een Nederlandse vlag wapperde op een van de hangaars en dat het vliegveld verlaten was. Men vernam, of zag, dat de Duitsers zich
  ophielden in en rond de Kerk in het dorp Valkenburg. De order werd gewijzigd :
  vuren 200 m. breedte met de Kerk als middelpunt.
   Zo heeft het kunnen gebeuren dat dit vuur van 1-III-15R.A.
  eigen troepen beschoot tijdens de tweede aanval van II-4R.I.  Ook tijdens de derde aanval, door
	II-9R.I.,
  is door I-6- en 1-III-15RA
          op diverse doelen gevuurd op aanvraag van C.1R.I. Ongelukkigerwijs was
  C.-1R.I. niet door C.-III-Div op de hoogte gebracht van deze aanvallen.Op 12 mei keerde de
    batterij terug naar haar stellingen in Leusden.
 -------------   Het dorp Valkenburg. Inmiddels hadden de Duitsers ( tussen de 932 en 982
          man) in de loop van de middag 
            het dorp Valkenburg met de omgeving ter verdediging ingericht en de 
            - niet gewonden -  krijgsgevangenen en Valkenburgers vanaf het
          vliegveld teruggevoerd naar het dorp. Pogingen om radiocontact te krijgen met hun broeders 
            in het kwaad in de duinen bij de Wassenaarse Slag mislukten. J. de
          Vries uit Valkenburg verklaarde dat Duitsers in het huis van de Zwart
          zaten te fietsen en er een radioapparaat aanwezig was.Hier in het dorp Valkenburg werden om twee uur alle mannelijke inwoners 
            tussen achttien en vijfenzestig, ongeveer 190 man, in de garage van de heer. Poot opgesloten. Ongeveer
          300 krijgsgevangenen werden in de N.H. Kerk opgesloten.
 Gezien het feit dat de garage van Poot tijdens beschietingen 
            verscheidene malen was geraakt, besloot de Duitse commandant de burgers 
            naar de cafézaal van "het wapen van Valkenburg" te verplaatsen. 
            Bovendien werden ‘s avonds nog twaalf gijzelaars in een boerderij 
            afgezonderd en gevangen gezet om een "goed" gedrag af te dwingen 
            van de rest van de burgers van Valkenburg.Omstreeks 16.00 werden de Nederlandse krijgsgevangenen afgevoerd naar 
            een 
            
      	grasveld
            naast de N.H. Kerk. Later in de kerk.
 Ds. Veldkamp in het 1e herdenkingsnummer van 1950 van
          4RI: 
            
              De kerk heeft het van meet af ook zwaar te verduren
              gehad. 's Morgens had ik al vroeg het bevel gekregen de kerk open
              te zetten om er de krijgsgevangenen onder te brengen. Dat heb ik
              graag gedaan. Het ging immers om een onderdak voor onze Hollandse
              jongens. De Duitsers lieten de vijand weten dat ze de kerk niet
              onder vuur moesten nemen omdat er krijgsgevangenen in zaten. Zo
              meenden ze veilig een uitkijkpost en enkele mitrailleurnesten in
              de toren te kunnen nestelen. Dat was trouwens ook de reden waarom
              de burgers niet mochten evacueren. Ze vormden een veel te mooie
              dekking. Zo hebben we ze de eerste dag al leren kennen deze
              "beschermers". Een wagen met munitie werd gestationeerd vlak achter het
              noodhospitaal, terwijl binnen een straal van 10 Meter om het
              hospitaal heen zeker 4 mitrailleurnesten opgesteld werden. Daarbij
              hadden ze waarachtig nog de moed om af te geven op de Hollandse
              soldaten, die zo maar op de weerloze burgers, op hun eigen
              krijgsgevangen makkers en op het hospitaal schoten. De eerste
              Duitsers, die van de kant van de Haagse Schouw, in de vroegte het
              dorp binnengekomen waren, hadden een boer gedwongen z'n hit voor
              de wagen te spannen en voor hen uit te rijden. Ze durfden zelfs
              nog te zeggen dat ze niet begrepen waarom de Hollanders schoten,
              want zij waren gekomen als vrienden om ons land te beschermen. We
              hebben geprobeerd hen duidelijk te maken dat het toch niet erg
              vriendschappelijk aandoet als je begint een bom te gooien en
              verder tot de tanden gewapend in het holst van de nacht als een
              dief binnensluipt. Maar dat was vergeefse moeite. Het drong niet
              tot hen door.
   De herovering van het vliegveld.  Intussen
          had majoor Mallinckrodt
          (C.-III-4R.I.), in het duinterrein nabij de watertoren, resten van
          zijn bataljon, zijnde drie verzwakte sectiën van de 2e Compagnie en
          vijf zware mitrailleurs, in stelling gebracht. Hij meende dat de Duitse verdediging 
            van het vliegveld ernstig verzwakt was, door de artillerie beschieting 
            van 2-III-2R.A. en enkele luchtbombardementen door 5 CV toestellen 
            om 08.30 uur en 3 CV toestellen om 11.20 uur, en besloot opnieuw aan 
            te vallen.   Overste Buurman achtte het om 12.00 uur
          waarschijnlijk 
            dat I-4R.I. nu wel zover zou zijn opgemarcheerd dat de aanval op het 
            vliegveld zou kunnen worden ingezet. Hoe de toestand bij Mallinckrodt
          en Dekker (C.-I-4R.I.) was, wist overste Buurman niet omdat een Duitse patrouille omstreeks 09.00 uur onder meer het
          Shell-station 
            had bezet - de strijd om Katwijk aan de Rijn woedde nog - waardoor hij een rechtstreekse verbinding met beide aanvallende 
            commandanten ontbeerde. Hij verzocht majoor Dürst Britt niettemin 
            de beschieting van het veld te beëindigen. Majoor Mallinckrodt; 
           
            
              III-4R.I. rukte op tot bij
              de toegangsweg van het vliegveld. Na verkenning bleek uit het ontvangen 
            vuur, dat wij een georganiseerd mitrailleurvuur voor ons hadden. Rechts een 
            mitrailleur op het zandtreinviaduct, het aanvalsterrein. Links lag een flankerende  mitrailleuropstelling 
            in een perceel bloeiende tulpen en twee mitrailleuropstellingen in 
            front. Eén bij de heistelling en één op ongeveer 300 m. langs de toegangsweg 
            naar het vliegveld. De hoofdweerstand lag in de rand van het
              vliegveld en 100 m. daarvoor. Zonder voorbereiding zou een
              aanval hier bloed kosten.  
              
      	
      	   Gezicht vanaf het zandtreinviaduct op het 
        vliegveld.[74] 
  
  Positie Lt. van Kessel tov het zandtreinviaduct. SC.1-2-III-4R.I, de res. 1e Lt J. v.
          Kessel, schreef in de Spectator: 
          
          Dan komt eindelijk, mèt de mortieren, het
          langverwachte bevel tot oprukken naar het vliegveld. Tevens krijgen
          wij ondersteuning van een compagnie van het 4e Regiment Infanterie.
          Als het nu niet lukt, lukt het nooit. De aanval op het vliegveld begint weer als 's morgens. Ongeveer 14.00 gaat de eerste Sectie, of liever, wat
          er nog van over is, aangevuld met resten van de tweede en derde
          Sectie, weer het bekende weggetje naar de heistelling. Links gaat de
          rest van de derde Sectie en de geheele vierde Sectie langs den
          toegangsweg. Achter ons komt een compagnie uit Noordwijk. Deze is nog
          als versterking aan ons Bataljon toegevoegd. Spoedig bereiken wij weer
          het schip en zonder vijandelijk mitrailleurvuur steekt de eerste groep
          over. Man voor man den eersten dam over en daarna de ondiepe sloot in.
          Zelf wacht ik bij den dam de volgende groep in en, terwijl de eerste
          groep haar mitrailleur vast in stelling brengt tegen de heistelling,
          kruipt de tweede groep over het schip. Dan komt het drama. Onverwachts valt een vijandelijke bundel uit de richting van het viaduct over de Wassenaarseweg bij de "Pan", op ongeveer 600 meter afstand. De bundel scheert juist langs de
          sloot over de gehele lengte. Hoewel de mannen 4 meter uit elkaar liggen, helpt dit nu niets. Eerst pikt de bundel korporaal van Veen, daarna 2 soldaten, die ernaast liggen, vervolgens de groepscommandant
          sergeant Scholten en eindelijk den opvolger, korporaal Huygen. Allen zijn onmiddellijk dood, op den opvolger na, wiens beide benen zijn doorschoten. Eén van onze eigen rekruten, nog maar een paar weken van het
          Depot (een jongen van 19 jaar) en ikzelf zijn de enige overgeblevenen.  
            De verbinding met de cp. 4R.I. was reeds hersteld en
          een sectie mortieren werd aangevraagd. De 2e sectie 
            van 
      	 4C.-Mr             
 
             onder 1e Lt Broens arriveerde aan de Wassenaarse weg.. 
            Deze maakten het nest bij de heistelling en de het mitrailleursnest 
            op de toegangsweg onschadelijk. Met geweervuur werd het nest in de tulpen 
            onschadelijk gemaakt. Het mitrailleursnest op het viaduct 
            bij De Pan bleef echter voorlopig onvindbaar.   2-I-4R.I.onder Luitenant Bosgra en delen van M.C.-I-4
          R.I., arriveerden 
            nu aan de Wassenaarse weg en rukte op naar het vliegveld. Toen de 
            voorste groep van 2-I-4R.I het open veld bereikte begon de mitrailleur 
          op het zandtreinviaduct op hen te vuren waarbij Bosgra zwaar gewond raakte en 
            de voorwaartse beweging tot staan kwam. Soldaat Driessen hield de
          schotwond van de luitenant enkele uren met de hand dicht geknepen
          totdat er voldoende hulp was. Hierdoor had hij uiteindelijk het leven
          van Lt. Bosgra gered. De Lt. Nijbakker nam hier het commando over 2-I-4R.I.over van Lt Bosgra.    Door dit vuur
          verried de 
            mitrailleur haar opstelling aan een patrouille, bestaande uit twee onderofficieren van
          III-4R.I.,
          en werd door hen prompt buiten gevecht gesteld. 
          Met 2-I-4R.I. zette Mallinckrodt de aanval 
            met III-4R.I en en de twee secties van de 10e Depot Compagnie 
            door. De mitrailleur opstelling op 100 m. vóór het vliegveld
          gaf zich zonder strijd over.
  
 Sgt. Cap. M.G.J. Ham van 1s-2-I-4RI ontving hier voor zijn optreden een Bronzen
 Kruis. De motivatie van   K.B. no. 11 van 24 juni 1950 luidde als volgt :   [92]
           
            
              Heeft zich door moedig optreden tegenover de vijand onderscheiden, door op 10 Mei 1940, ingedeeld als sergeant-toegevoegd aan de
              commandant ener compagnie, welke opdracht had deel te nemen aan het heroveren van het reeds door de vijand in de vroege morgen bezette vliegveld
              Valkenburg, geheel uit eigen beweging het commando over een gedeelte van deze compagnie op zich te nemen toen zijn compagniescommandant in de nabijheid van het vliegveld zwaar werd gewond.Voorts door op zeer goede wijze de aanval op het vliegveld met dit gedeelte door te zetten en als een van de eersten het vliegveld te bereiken.
 Dienstplichtig soldaat A. van Beelen van 2s-2-I-4R.I
          kreeg voor zijn bijdrage aan de herovering van het vliegveld een
          Bronzen Kruis. De motivatie van K.B. no. 11 van 24 juni 1950. [92]
           
            
              Heeft zich door moedig optreden tegenover de
              vijand onderscheiden door op 10 Mei 1940 bij het, onder
              vijandelijk vuur, deelnemen aan het heroveren van het door de
              vijand bezette vliegveld Valkenburg; de aanval door te zetten toen
              zijn compagniescommandant zwaar werd gewond en daarna als één
              van de eersten op het vliegveld aan te komen.Voorts door in de nacht van 10 op 11 Mei 1940, toen zijn sectie
              opgerukt zijnde naar Wassenaar, in de vroege morgen van 11 Mei
              nabij de Wassenaarse Slag vijandelijk vuur ontving, geheel alleen
              zijn mitrailleur te blijven bedienen en de vijand verliezen toe te
              brengen, niettegenstaande nagenoeg alle manschappen van zijn
              sectie in de richting van Wassenaar vluchtten.
 Res. Kapitein mr. J.H.G.P. Matla C.MC-I-4RI  werd
              geprezen voor zijn inzet bij de herovering van het veld. De
              motivatie van het K.B. no. 11 van 24 juni 1950 luidde als volgt:  [92]
           
            
              Heeft zich door moedig optreden tegenover de vijand onderscheiden als commandant van de Mitrailleur Compagnie van het
              1e Bataljon van het 4e Regiment Infanterie bij de gevechten op 10 Mei 1940 tot het heroveren van het vliegveld
              Valkenburg en op 11 Mei daaraanvolgende in de duinen van Katwijk
              aan Zee en tot de Wassenaarse Slag, waarbij hij op rustige, voorbeeldige wijze onder vijandelijk vuur zijn compagnie leidde en niet te schromen tot het schragen van het moreel van zijn onderdeel, staande, onder ’s vijands vuur, bevelen te geven en zelf een zware mitrailleur te helpen herstellen. 
   Sergeant-majoor-instructeur Wijsbroek, J.J.M. van de MC-I-4R.I. werd voor
 zijn moedig optreden beloont met een Bronzen Kruis. De motivatie van   K.B. no. 11 van 24 juni 1950
 luidde als volgt: [92]
           
            
              Heeft zich door moedig optreden tegenover de vijand onderscheiden door op 10 en 11 Mei 1940 als ordonnans van de Commandant van de Mitrailleur Compagnie van het Ie Bataljon van het 4e Regiment Infanterie steeds op koelbloedige wijze onder hevig vijandelijk vuur van het vliegveld
              Valkenburg als ordonnans op te treden.Voorts door op 11 Mei 1940 in het duinterrein nabij Groot Berkheide (tussen
              Katwijk aan Zee en de Wassenaarse Slag) onder zwaar vijandelijk vuur een onklaar geraakte zware mitrailleur, onder voortdurend gevaar voor eigen leven, weer vuurklaar te maken.
  
            
          De aalmoezenier hoorde over de herovering het volgende; 
            
              De geweldenaar, majoor Mallinckrodt, ging voor met
              pistool en blanke sabel, brulde en wakkerde de jongens aan, die
              toen niet meer  te houden waren. Lt. van Kessel,
           
            
              Dan blijken de Duitsers van het viaduct
              verdreven te zijn. De stem van de Mallinckrodt schalt over het
              slagveld: "Voorwaarts". Het valt niet mee de mannen uit
              de sloot te krijgen, maar zonder vijandelijk vuur bereiken we de
              ringvaart. De linker sectie maakt al gevangenen, die zich
              overgeven, omdat ze geen patronen meer hebben. Wij komen geen
              vijanden tegen, zodat we spoedig bij de hangaar belanden. Aan den
              rand van het vliegveld staan 5 á 6 houten schuurtjes, welke
              doorzocht moeten worden. Ook de hangaars voor me vertrouw ik niet
              erg. Juist ben ik klaar met het geven van de bevelen voor het
              doorzoeken, als er weer vliegtuigen komen. Ditmaal is het op ons
              gemunt. Nog net kan ik tussen een paar cementzakken springen. De
              kogels slaan splinters af van den houtstapel, waar ik een ogenblik
              tevoren achter stond. Diep kruip ik weg. Daar hoor ik geritsel aan
              de anderen kant van den stapel. Langzaam glijdt een bajonet over
              den grond, Een randje van een helm wordt zichtbaar en.... het is
              sergeant van Gellicum van 3-III-4 R.I., die zich die morgen niet
              had laten gevangen nemen en nu door ons "verlost" wordt.
              Hij had zich keurig verstopt en ons eerst voor vijanden aangezien.
              Kort tevoren waren er naar zijn mening nog vijanden bij de
              schuurtjes geweest, zodat we zeer voorzichtig verder gaan. Alles
              blijkt gelukkig veilig en we komen bij het eerste gestrande
              vliegtuig aan. Dit is geheel onbeschadigd, De wielen zijn echter
              tot de assen in de weke grond gezakt. Een gedeelte van de
              vliegtuigen is door de houwitsers in brand geschoten, maar op het
              stuk veld, waar wij ons bevinden, staan de meeste onbeschadigden.
              Alleen is de romp doorzeefd met kogels. De soldaten willen weten,
              wat ze moeten doen. Kapot maken of heel laten, Het is een moeilijk
              dilemma, waarin ik verkeer. Blijft het veld door ons behouden
              of.... Maar men heeft er toch verscheidene stuk geschoten. De
              bedoeling is dus: Onklaar maken. Maar hoe? Met een geweer in de
              hand kruip ik het eerste vliegtuig binnen en ga met de kolf op het
              dashboard beuken. Ziezo, deze kan voorlopig niet weg. Een paar
              weken later spreek ik iemand van Koolhoven, die mij uitlegt, dat
              dit niet afdoende is. Nu heb ik op de S.R.O.I. en op de
              wintercursussen veel geleerd, maar nooit zo iets praktisch als
              "Hoe verniel ik een vliegtuig!"  In verbitterde tweegevechten werden de parachutisten en de weinige 
            soldaten van het luchtlandingskorps buiten gevecht gesteld. De vijandelijke 
            hoofdmacht had zich al teruggetrokken in het dorp, en de
          laatste Duitsers sloten in paniek daarbij aan. Ook vluchten een aantal
          van hun naar de oostzijde van het vliegveld. Om 18.00 uur verstomde 
            het vuren. Dpl. Sgt. Cornelis van Gellecum (is ook Gellicum) van
          de 2e sectie van 3-III-4R.I., werd vanwege
          zijn bijzondere daden onderscheiden met een Bronzen Leeuw. De
          motivatie van K.B. no. 6 van 24 augustus 1946 luidde als volgt:
          [92] 
           
            
              Heeft zich door het bedrijven van bijzonder
              moedige en beleidvolle daden in den strijd tegenover den vijand
              onderscheiden, door op 10 Mei 1940, na, bij den overval op het
              vliegveld Valkenburg te zijn gevangen gemaakt, zijn bewaker neer
              te schieten; daarna met 2 man weer door te dringen op het
              vliegveld, dit te verkennen en een Duitscher gevangen te nemen.
              Voorts op 11 Mei, toen de vijand nog enkele punten op dit
              vliegveld bezet hield, aldaar vrijwillig en alleen een verkenning
              te verrichten zulks niettegenstaande kruisvuur van vijandelijke
              mitrailleurs. Vervolgens op 12 Mei opnieuw onder ’s vijands vuur
              een verkenning te verrichten, waarbij de 5 manschappen van zijn
              patrouille uitvielen, omdat zij verder gaan te gevaarlijk vonden;
              daarna voor zijn persoon de verkenning voort te zetten, twee
              Duitschers buiten gevecht te stellen en, hoewel zich alleen op het
              vliegveld bevindend en door eigen mitrailleurs en mortieren
              beschoten wordend, dank zij zijn moed en beleid er in te slagen
              met belangrijke berichten terug te keeren. Tenslotte 13 Mei met
              succes een tweetal belangrijke verkenningen te verrichten. Sgt. K.J. van Hartingsveldt van de 2e sectie MC-II-4R.I.; 
           
           De schuilplaatsen waarin zij zich inmiddels bevonden, waren goede dekkingen voor hen. Zij konden ons gemakkelijk bestrijden, terwijl het, in tegenstelling tot hun verblijf, voor ons een veel
           hachelijker en moeilijker situatie was geworden, omdat het vlakke terrein onvoldoende dekkingen biedt. Toch moest in deze situatie terrein blijven gewonnen worden teneinde een rustpauze, waarin zij zich
           steviger zouden kunnen vastzetten, te voorkomen. Nadat enige groepen tirailleurs vanuit een in aanbouw zijnde hangar, die zij zoeven voor dekking hadden gebruikt, waren opgedoken en de vijand tot op enkele tientallen meters naderden, nam het
           vijandelijk vuren toe. Vanaf de daken van de gebouwen op het vliegveld en vanuit luiken en ramen en tot grote verrassing van ons allen, van onder de vliegtuigen vandaan, die op het vliegveld geparkeerd
           stonden, werd het vijandelijk vuur geopend. Een vrij aanzienlijk aantal parachutisten hadden dekking gezocht achter de grote rubberbanden van de vliegtuigwielen en trachtten zodoende vanuit voor ons
           onverwachte hoeken ons verliezen toe te brengen. Weldra waren onze manschappen weer van steviger posities voorzien of de zware mitrailleurs van onze afdelingen werden op de gevaarlijke hoeken gericht. Deuren en ramen van die loodsen werden
           doorzeefd van kogelgaten en verschillende vliegtuigen lagen onder een regen van projectielen. Even kort te voren had ik enkele manschappen de patroonkarren wat bij laten trekken, die nu langs de slootkant en
           bovendien een goede halve meter lager dan het terrein stonden opgesteld, zodat munitie in onmiddellijk bereik stond en gemakkelijker kon worden aangevoerd. Zo waren dan de leeggeschoten kistjes al spoedig
           vervangen door volle exemplaren. Ook hadden zich onze mensen al spoedig verspreid op grotere afstand onderling van elkaar teneinde bij een eventueel voorwaarts gaan voor de vijand minder trefkans te zijn. Het vuren van de aanvalsvoorbereiding was begonnen. De mitrailleurs spoten wat ze konden. De tirailleurs stonden onder dit vuur voor hun laatste run die de overmeestering van de hangars en
           overige gebouwen tot gevolg moest hebben. Het grote ogenblik zou komen waarop de herovering van de eigenlijke vlieghaven zou moeten plaatsvinden. Ook in de wijde omtrek van het gevechtsterrein was het bekend,
           dat onze infanterie onmiddellijk de laatste aanval op touw zette. De artillerie had het vuren gestaakt teneinde nu eigen troepen de gelegenheid te geven de gebouwen en omliggende terreinen te nemen. Het vuren
           vanaf grote afstand was geëindigd terwijl het vuren van korte afstand de wapens van onze infanteriegroepen het vuren periodiek van elkaar overnamen. Het laatste commando ‘hoera’ was gegeven en vanuit verschillende richtingen renden onze infanterie-afdelingen op het hoofdgebouw aan, waarop een grote hakenkruisvlag zijn aflossing wachtte.
           Geruime tijd had dit doek, ten aanschouwen van onze soldaten op het dak gewapperd, maar nu was de tijd er, om het zo gauw mogelijk voor elkaar te krijgen het te verwijderen. De op de Duitsers afstormende
           soldaten dachten nergens anders meer aan, dan hun aanval, die zij begonnen waren tot in het uiterste te doen slagen. Dankzij de goed voorbereide en daardoor bliksemsnelle handelingen van onze afdelingen, kon
           de vijand zijn nieuwe verdedigingspositie niet zodanig hebben betrokken, dat een verhindering kon worden verwezenlijkt, de laatste sprong van de Hollanders te laten mislukken. Naar alle kanten van het gebouw
           en in alle richtingen waar deuren of doorgangen, ramen, trappen en portieken waren, stormden de mannen met zulk een verbetenheid hun doel tegemoet, dat het reeds een ware overwinning geleek. Terwijl onze groepen naar binnendrongen, verschenen enkele parachutisten op de daken van de gebouwen en trachtten vanuit de hoogte de stormloop te breken. Terwijl zij zich installeerden was het
           te laat. Hollanders waren in een minimum van tijd de gebouwen binnen getrokken en geschut van anderen, buiten opgesteld en in de omgeving postgevatte stukken, waaronder het onze naar boven gericht,
           beantwoordden deze brutaliteit. Tegengesteld sloegen nog wel enige projectielen in onze omgeving in de grond, maar dat beschouwden we maar als de laatste stuiptrekking. Echter binnen, achter de muren van de hangars en gebouwen vonden een ogenblik verwoede gevechten plaats. Schoten waren duidelijk hoorbaar. Na verloop van enige tijd werd die onzichtbare strijd merkbaar minder, want ook enkele andere groepen waren naar binnen gegaan om de binnen in strijd gewikkelde collega’s te hulp te komen en
           voorts bij te staan in de gevangenneming van die vijand. Niet lang daarna, waarbij ook geen levensteken op de daken meer te bespeuren viel, was plotseling aller oog gericht op het verschijnen van een drukdoend iemand aan de vlaggevoet, waarbij
           onmiddellijk geconstateerd werd, dat die een Nederlandse helm droeg. Voordat men zich kon afvragen of dit vals of echt was, verscheen een tweede man. Het kon haast niet anders of onze mensen moesten kennelijk
           de bovenverdieping definitief hebben bereikt, want kijk wat doen zij daar? Het vlaggekoord ging los, het hakenkruis zakte. De vlag werd gestreken. Gewonnen? Was het doel bereikt? Ja!! Het was gelukt!!! Want
           onmiddellijk hierop verscheen onze Driekleur, hier dus het symbool van een overwinning. Het rood, wit en blauw wapperde weer op Valkenburg. De slag om het hoofdgebouw benevens enkele kleinere gebouwen eromheen
           was in ons voordeel geëindigd. Ook de Duitsers die nog verscholen zaten onder hun vliegtuigen en in de omgeving van wat verder gelegen gebouwen konden het nu zien, dat hun tegenstand verder nutteloos bleek. *  Kpl. Van Enter van 2s-MC-III-4R.I.; 
            
              "Op een of andere manier bereikte ons het
              bericht dat majoor Mallinckrodt op het vliegveld zat en vroeg waar
              onze compagnie bleef. Ik heb mij vrijwillig aangeboden om naar de
              majoor te gaan. Ik vond hem tussen de hangaars op het vliegveld en
              heb hem naar orders gevraagd. De majoor gaf opdracht dat de
              compagnie zo snel mogelijk naar het vliegveld moest komen. Bij het
              begin van het vliegveld heb ik de aalmoezenier en de veldprediker
              aangetroffen, die blijkbaar met de majoor waren meegegaan. Het
              bevel van de majoor heb ik aan de kapitein Verleun overgebracht.
              Ik heb de kapt. aangeraden te wachten tot het donker werd, daar
              wij op de open weg met de compagnie veel vuur konden verwachten.
              De kapt. heeft dit voorstel overgenomen en wij zijn tegen donker
              opgerukt. Op het vliegveld werden wij verzameld in een van de
              hangaars A1 of A3.Toen wij er goed en wel waren, gaf de majoor Mallinckrodt opdracht
              dat het vliegveld ontruimt moest worden. Wij hebben de opstelling
              ingenomen waar wij 's middags hadden gezeten."
 Dpl. soldaat J. Herbert, 3s-MC-III-4R.I.
   
    
      Na een poosje komt er een bevel, het vliegveld bezetten.
      We gaan en komen bij de hangars. Puin ligt er overal. Binnen horen we het
      kermen der gewonden. Auto's rijden af en aan naar het hospitaal. We staan
      daar een poosje dan komt er een nieuw bevel 'terug in onze oude stelling'.
      En dan gaan we weer moeizaam terug. In onze kuilen vallen we neer, doodop
      van vermoeidheid. Ik ril van de kou, mijn kleding is nog vochtig, toch
      slaap ik een paar uur. 
 Het restant van MC-III-4R.I. bleef gedurende de oorlogsdagen in stelling in de
 duinrand langs de Wassenaarse weg op 300 meter zuidoost van de duinwaterleiding
 waar gevuurd werd op gelegenheidsdoelen. Op 13 mei om ongeveer 10.00 uur is
 oprukt in de richting van de Pan waar om ongeveer 17.00 werd teruggekeerd.
           
  
           Zoals eerder vermeld, raakte Kapitein Dekker (wndC.-I-4R.I.)
          achter met
          3-I-4R.I. onder kapitein Schotel doordat hij omstreeks 09.25 uur door een twaalftal Junkers 
            werd beschoten die even later op het strand landden. De bezetting van 
            deze vliegtuigen rukte waarschijnlijk op naar de Wassenaarse slag. 
            De binnenduinrand en de Wassenaarse weg waren bezet door valschermjagers 
            met automatische wapens. Bij deze
          gevechten werd dpl. de Rood gedood en werden vijf man gewond. Om ongeveer 19.30 uur trok kapitein Dekker
          met 3-1-4R.I. door de polder naar het reeds veroverde  vliegveld.
           Nadat de beveiliging, richting Valkenburg en de Pan,
          was uitgezet kon Majoor Mallinckrodt aan overste Buurman het bericht
          verzenden: "Vliegveld heroverd. Zend onmiddellijk vrachtauto's
          met stro voor evacuatie gewonden".  Een tiental Nederlandse soldaten sneuvelden 
            bij de verovering van het vliegveld. Acht werden er gewond.  
           Ravage op het vliegveld. De hangaars B1 en B2 vanuit het oosten
  gezien met links aan het eind van B1 de in aanbouw zijnde verkeerstoren. Op de voorgrond een van slachtoffers van
  III-2R.A. Foto © E. Wolthaus.  Op het vliegveld troffen de Nederlanders 
            een ware ravage aan. Dertig totaal uitgebrande Junkers, de veertien onbeschadigde probeerde men onklaar te maken.
          Vóór en op het vliegveld vonden zij dode parachutisten, gesneuvelde
          Nederlandse soldaten en vele geweren, pistolen en M.G.s door de vijand
          achtergelaten.
 Dode Duitsers 
            lagen in het gevechtsveld en in de gelande vliegtuigen. In een hangaar  
            werden gewonde Nederlanders en Duitsers aangetroffen die door res.
          off. v.gez. 2e kl. H. Verdonck en Duits geneeskundig 
            personeel werd verzorgd.
 
            De vijfentwintig Duitse krijgsgevangenen werden in de hangaar ondergebracht 
            en de huid vol gescholden door maj. Mallinckrodt. Inmiddels hadden
          de korporaal Mollers en de soldaat Le Clerq van I-4R.I. de Nederlandse vlag weer
          op een van de hangaars gehesen en vliegveld Valkenburg was vrij van indringers. Wel bleven 
            er vanuit de Pan van Persijn, de zuidoostkant van het veld en vanuit het 
            dorp Valkenburg Duitse mitrailleurs vuren. 
              Voorlopig onbegrijpelijk was het vuur uit Valkenburg,
          dat op klaarlichte dag met lichtspoormunitie werd afgegeven. Weldra
          zou de bedoeling duidelijk worden. Zes vliegtuigen vlogen over de
          plaats waar de lichtspoor was neergekomen en weldra gierden de bommen
          naar beneden en ontploften precies op het door de lichtspoor
          aangegeven terrein. Gelukkig leden zij geen verliezen.
             
 Omstreeks deze tijd ook werden de 
            Duitsers in de Pan vanuit de lucht 
            
      	bevoorraad.             
      
             Ook verscheen er een vliegtuig van de RAF, dat met gejuich werd begroet. Maar de vreugde was van korte duur. Het gooide met bommen. Luitenant v. Kessel, 
    
    "Boem!!!" "Booem!!!" Op 100 meter vallen er vliegtuigbommen. Weer duikt alles
    zo diep mogelijk weg. Met een andere officier spring ik in een diepe granaattrechter, die 's
    morgens door een Duitse bom in de bodem is geslagen, Dicht tegen elkaar aan, wachten we de volgende bom af. Deze laat niet lang op zich wachten. Een paar meter naast
    onze krater slaat zij in en doet onze kuil de
    helft kleiner worden. Dit scheelt toch maar weinig. Het zijn Engelsen, die ons blijkbaar voor
    Duitsers aanzien! En dat ondanks de vlag!Het kost ons intussen 1 zwaargewonde en 2 lichtgewonden.
 Overste Buurman: 
            
              Vermelding verdient nog, dat dezen dag velerlei
              geruchten de ronde deden. Reeds in den voormiddag werd verteld,
              dat Italië aan Duitschland een ultimatum had gesteld met den
              eisch om Nederland en België te ontruimen. Des middags kwam den
              aalmoezenier en den veldprediker ter oore, dat het regiment geen
              verdere weerstand zou kunnen bieden en terug zou gaan op
              Noordwijk. Beide geestelijken gingen daarop inderdaad naar de R.K.
              pastorie te Noordwijk om den troep af te wachten, doch toen deze
              niet verscheen, besloten zij weer naar Katwijk te gaan. Deels met
              een melkauto gingen zij op weg en bereikte het vliegveld, dat toen
              juist hernomen was en waar zij in de loodsen veel arbeid vonden
              onder de gewonden. Daar was eveneens een der artsen van III-4R.I.
              werkzaam, bijgestaan door een Duitsche arts en een Duitsche
              veldprediker met eenige hospitaalsoldaten, ook een arts van
              II-4R.I. verrichtte daar zijn moeilijk werk.  De regimentsaalmoezenier van 4R.I., pater J. de Boer
          en zijn collega veldprediker (welke twee bij het regiment te boek
          liepen als Heel Watt en Half Watt.) gingen vanuit Noordwijk weer terug
          : 
             
              Maar hoe? Onze wagen stond heel gehoorzaam
              in Noordwijk. "Vorder maar wat!" zei een luitenant, en
              ... of 't zoo moest, er kwam een fordje aangetuft, buiten adem, 't
              beestje had al lang ouderdomsrente verdiend.Ik stak de hand op en het wagentje, militair gehoorzaam, stond
              stil. De chauffeur, ook niet jong meer, steeg uit, heel verbaast.
              Hij kwam uit het rustige Sassenheim, in het onrustige krijgsrumoer
              van Katwijk: hij moest vlees bezorgen in Valkenburg: nu kreeg hij
              ook nog ánder vlees mee!
 
 Eindelijk kwamen we aan de Wassenaarse weg en ook hier slaakten we
              de verzuchting, maar nog dieper dan 's morgens: "is dit nu
              oorlog?"
 Stukgeschoten Shellstation, op het weiland de overblijfselen van
              een verwoede strijd, hier lijken van Nederlandse soldaten, nog met
              geweer in aanslag, daar Duitse soldaten, dan weer koeien met de
              poten omhoog, overal witten vlekken van parachutes: alles even
              somber en tragisch.
 De ondergaande, bloedrode zon en de invallende grijze duisternis
              maakten alles rouwstil, zelfs de lente treurde in een wazige
              lucht.
 Het vliegveld was er een in wording: de weg er naar toe was een
              landweg met ijzeren platen, een Km. lang. Over die platen moesten
              we heen. Kapitein Wagtendonk kwam de vracht van ons wagentje nog
              verder verzwaren en het overrompelde mannetje zweeg angstig.
 
 Het vliegveld leek genieperig veilig. Onze 
                vlag wapperde lusteloos: over een bruggetje kwamen we op het heroverde 
                terrein. De grond voelde zo vreemd aan. Richting hangaar. We hadden 
                nauwelijks het terrein betreden of daar werd het vuur geopend. 
                Onze artillerie schoot vanuit de duinen, de infanterie vanuit 
                de omtrek van het vliegveld, de vijand vanuit het dorp Valkenburg. 
                Wij midden daarin, plat op den grond.
 Een tijd moesten wij blijven liggen, de kleinste terreinverhoging 
                leek beveiligend. Inwendig kalm en nuchter wachten we af, terwijl 
                het vuur bleef knetteren en de kogels om onze oren suisden. In 
                de nabijheid ontdekten we pakken turfmolm, daar kropen we heen;
              die turfmolm zou onze schuilkelder worden. Onze chauffeur kroop 
                naar zijn rollend bezit: "Zou het een gewelddadige dood sterven?" 
                Erg geruststellend kwam hij niet terug. In zijn angst had hij 
                de benzine weg laten lopen en zijn accu was leeg. Veel verstand 
                had ik er niet van, maar toch begreep ik, dat "dat ding" 
                geen poot meer kon verzetten. Daar opeens hoorde ik een knal, 
                keek even boven de turfmolm uit en zag een groot gat geslagen 
                in de hangaar. Ik gleed bevend naar beneden en zei tegen mijn 
                collega " 't is veilig hier."
 
 Of het kwam, dat we aan het gefluit en geknetter een beetje gewend 
                raakten of dat 't in werkelijkheid minder werd, ik weet 't niet, 
                maar we zouden eens kans wagen en kropen op handen en voeten naar 
                de hangaar. Bij de hangaar sprongen we recht overeind; daar stond
              Mallinckrodt met enige officieren. We drukten de veroveraar de 
                hand, deze riep verbaasd uit, terwijl hij op de hangaar wees; 
                "G.v.d. jullie hier? Nou er is werk genoeg!"
 
 We rolden de ijzeren deur open en wat we toen meemaakten is niet 
                te beschrijven, dat moet je meemaken. We roken bloed, we proefden 
                bloed. We hoorden kermen en kreunen; vooral zagen we in het halve 
                duister de dankbare glimlach van de jongens die ons onmiddellijk 
                herkenden als hun zielzorgers. In een ommezien kropen we over 
                den grond om de gewonden en verminkten bij te staan en te versterken. 
                Door het met bloed gedrenkte verband zagen we hun wonden en verminkingen.....
 Drie Duitsers heb ik nog kunnen bedienen; de andere zwoeren bij 
                hun dictator; een Duitse veldprediker die daar ook was, zocht 
                bij ons nog gelegenheid om de voortreffelijkheid van zijn regime 
                te prediken.
 Intussen was het flink donker geworden en buiten werd nog steeds 
                geschoten. Ons werk liep ten einde en misschien dáárdoor hoorden 
                we schieten beter. Met een vrachtwagen gewonden zouden we teruggaan 
                en juist toen een wagen op het punt stond te vertrekken, werd 
                de hangaar van voren en van achteren bekogeld. Met man en macht 
                hebben we gewerkt om de gewonden weer binnen te brengen....
 Maar die hel duurde niet eeuwig. Het vuren verminderde en men 
                besloot weer te vertrekken. De wagen werd weer geladen en ik moest 
                in de cabine gaan zitten. Een soldaat kroop boven op de cabine 
                met een rodekruis vlag, een ander er naast om meteen de vlag te 
                verlichten en zo ging het hobbelend over het veld, over de ijzeren 
                platen, de grote weg op.
 In volledige duisternis kwamen we te Katwijk aan. Daar stegen we
              uit, eerst wat wennen aan het donker en toen naar de pastorie.
              Ieder ogenblik hoorde ik kortaf roepen: "Wachtwoord". Ik
              kende er enigen, liet goed de SCH horen en kwam door het lugubere
              van die avond, langs de geladen geweren en zenuwachtige jongens
              aan de pastorie. Daar kwam ik to bezinning: "Ik leef nog...
              ik heb véél kunnen doen!" Dit stemde mij dankbaar. 't Was
              naar ik meen ± 22.00 uur.
 Voor het eerst kon ik wat stevigs eten.
 Om 23.00 uur kwam de overste Buurman aan de pastorie, vermoeid,
              terneergeslagen. Zijn eerste woorden waren: 'Waar ze vroeger geen
              geld voor hadden, dat kost nu bloed!' "
 De volgende dag was er weer een ontmoeting met de 
                Duitse veldprediker, nu in het Zeehospitium. Pater de Boer schreef 
                daarover; " Die Duitse veldprediker met zijn tutti-frutti 
                opvattingen van geloof en regime was er ook." **
             Om 18.00 uur was het vliegveld heroverd. Uit buitgemaakte papieren was gebleken, dat de vijand 
            het voornemen had nog meer troepen naar Valkenburg aan te trekken. 
            Bovendien had een op het vliegveld aangetroffen Duitse officier van 
            gezondheid met klem verzocht, de gewonden zo snel mogelijk te evacueren, 
            aangezien het vliegveld de volgende morgen door Duitse luchtstrijdkrachten 
            weer zou worden gebombardeerd. Overste H.D.
          Buurman, (C.-4R.I.)
     
            
              Om nu herhaling te voorkomen
              van hetgeen des morgens geschied was, werd de
              verdediging van het vliegveld anders
              georganiseerd. Op het veld waren de troepen
              blootgesteld aan luchtaanvallen en hevig
              mitrailleurvuur uit Valkenburg. Derhalve werd
              nu stelling genomen daarbuiten en mitrailleurs
              opgesteld, die met aanvankelijk een batterij
              van III-2 R.A. (12 hw.) en later met een
              batterij van II-6-R.A. (7 veld) in opdracht
              hadden te vuren op dalende vliegtuigen én
              parachutisten. Majoor Malinckrodt (C.III-4R.I.) trok
          daarop zijn troepen 
            van het veld terug langs de Wassenaarse weg en stelde ze op in gunstige 
            opstellingen ( van 10 mei 24.00 af.). Om 22.00 uur werd de 3e sectie mortieren onder
          s.m.i. van Vliet (SC.3- 4Mr.8) vanuit Katwijk (cp. 4R.I.) naar de Wassenaarse
          weg gedirigeerd ter ondersteuning. Eventuele nieuwe landingen zouden 
            onmiddellijk bestreden worden met zware infanteriewapens en de tot 
            vuren gereed staande artillerie van III-2R.A. (12 hw.) en II-6R.A.
          (7 veld).  Een tweede overval vond echter niet 
            meer plaats. Wel belichtte de vijand herhaalde malen het terrein met
          lichtkogels en schoot met lichtspoormunitie. Tijdens de terugtrekking over de
          toegangsweg van het vliegveld naar de duinrand dacht  vaandrig Everard
          (SC2-MC-II-4R.I.) van een ordonnans te horen dat kapt. Sjouke met 2-II-4R.I. 
            niet naar richting Katwijk was afgemarcheerd maar naar de Wassenaarse slag. 
            De sectie marcheerde hierna abusievelijk af naar de Wassenaarse slag.   
            Even voorbij de Albertushof kwam 4C.Mr.1 onder Lt Broens hem achterop, 
            deze had opdracht gekregen om naar Wassenaar Slag af te marcheren 
            teneinde zich aldaar te vervoegen bij kapitein Dekker (C.-I-4R.I.). 
            Hier kreeg Everard zekerheid over de foutief gegeven order. Toen Everard 
            deze vergissing constateerde nam hij omstreeks 2.00 uur met 4C.-Mr.1 
            een stelling in op 300 meter van de driesprong aan de Wassenaarse 
            slag tot de volgende morgen. 's Morgens kon hij echter door vijandelijk 
            vuur vanuit de Pan niet meer terug naar Katwijk en meldde zich bij 
            C.-1RHM, werd ingedeeld in de MC van 1R.I. en keerde pas na de capitulatie in
            Katwijk terug. Ook Lt. Nijbakker (wndC.-2-I-4R.I.) raakte in het
          duister het verband met kapt. Dekker kwijt en arriveerde met de 1e en
          2e sectie en de commandogroep van de 2e
          compagnie aan de Wassenaarse Slag alwaar hij Lt
          Broens trof die eveneens vergeefs contact zocht met de St.-I-4R.I. 
           Wel werden patrouilles naar het veld uitgezonden,
          evenals door de bezetter vanuit het dorp, wat weer aanleiding gaf tot
          schermutselingen. Vliegtuigen werden onderzocht en  bescheiden en
          verbandmiddelen buitgemaakt. In een der vliegtuigen werd de luchtfoto
          gevonden van het vliegveld die op 22 januari 1940 was gemaakt.
           Laat in de avond kwam op de cp. van 4R.I. het bevel
          van Kol. Kraak (C.-III-Div.) om drie bataljons te zenden naar de
          Wassenaarse Slag ten einde stelling in te nemen 500 meter zuid en
          evenwijdig aan die weg. Hiertoe werden I-9R.I. en I-1R.I. door C.-III-Div.
          aan overste Buurman (C.-4R.I.) ter beschikking gesteld om de vijand
          die het duinterrein onveilig maakte in een gezamenlijke actie aan te
          vallen. Tevens werd door C.-III-Div. medegedeeld dat vanuit het zuiden
          Grenadiers en Jagers (later werd dit 20R.I.) uit ''s-Gravenhage naar het
          noorden oprukten en dat slechts vijf vijandelijke vliegtuigen waren
          waargenomen op het strand bij de Wassenaarse Slag.
           *
           Valkenburger Wim Ooms;
           
            
              "Toen de oorlog met de Duitsers uitbrak
              hebben we het in Valkenburg heel erg zwaar gehad. Ik weet het nog
              goed, het was 10 mei. De Duitsers waren binnengevallen, maar
              Nederland wilde het vliegkamp Valkenburg niet opgeven.  Je
              kon geen kant op. Ging je naar links dan werd je beschoten door de
              Duitsers, ging je naar rechts dan vuurden de Nederlandse soldaten.
              Waar gebeurd, hoor! Weet je hoe dat kwam? Die Nederlanders dachten
              dat we Duitsers waren, die zich hadden verkleed. Dat was wat hoor.Het mocht absoluut niet, maar we zijn in oorlogstijd geregeld op
              het vliegkamp wezen kijken. Daar werd je niet vrolijker van. Ik
              heb vliegtuigen zien staan, waarin de complete bemanning zat, maar
              dan dood en doorzeefd met kogels. Had de piloot nog net kunnen
              landen.
 *
               2-2-1RHM
 Omgeving Wassenaar-Zuid en de watertoren In de loop van de morgen doken op verschillende plaatsen in
  Wassenaar-Zuid uit de duinen afkomstige Duitse militairen op. De al eerder
  genoemde kornet Van Renterghem kreeg opdracht om met zijn sectie, verdeeld in
  drie groepen, de omgeving van de Hazelaan op parachutisten te verkennen. De
  eerste groep trok vanaf de Schouwweg langs de bosrand van de Spelderslaan
  richting watertoren. De tweede groep, onder leiding van Van Renterghem, trok
  vanaf de Schouwweg dwars door het landgoed Ter Veken naar de Jagerslaan. De
  derde groep tenslotte trok vanaf de Schouwweg via de Groot Haesebroekseweg en
  de Jagerslaan in de richting van de watertoren. Van Renterghem: 
    
      Het bleek later dat zowel de eerste als de derde groep
      bijna meteen door Duitsers onder vuur werden genomen. Ik liet onze motoren
      met de helft van de groep bij een villa op de schouwweg achter. We
      camoufleerden onze helmen goed en gingen als indianen door het beboste
      terrein vooruit totdat we een brede sloot [langs de tegenwoordige
      Jagerslaan-Noord] bereikten. Toevallig lag er aan onze kant een oude
      roeiboot waar we mee overstaken en we gingen hiervandaan door in de
      richting van de watertoren, vanwaar we in de verte hoorden schieten. We
      deden alles met gebarentaal zonder een woord te spreken en dat was maar
      goed ook, want toen mijn beroepskorporaal even uit zicht was achter wat
      struiken, verscheen hij weer, zwijgend, met een doodsbleek gelaat en een
      bebloede bajonet. Hij fluisterde dat achter dat struikgewas zo'n vijftig
      parachutisten lagen te slapen; hij was tegen een van hun opgelopen en had
      de Duitser toen deze wakker werd, geluidloos in de keel gebajonetteerd!
      Het bos zat vol Duitsers, maar met onze laarzen, nieuw model uniformen met
      open kraag en gecamoufleerde helmen, konden ze uit de verte niet goed zien
      dat wij Nederlanders waren. We konden niet terug, dus liepen we nu zo
      ongedwongen mogelijk door tot we tussen een paar villa's konden
      verdwijnen. Bij de Hertelaan gingen we een lege villa [van K.G. Pander ]
      binnen. Hier vonden we boter en brood in de keuken en aten vlug wat. Ik
      ruilde mijn Duitse machinepistool voor de karabijn van één van de
      huzaren en ging met de korporaal naar boven. Vanuit het dakkamertje konden
      we vlak voor ons door het open raam de watertoren zien. Achter de dekking
      van de toren lagen verschillende parachutisten te rusten, terwijl anderen
      hoog vanuit de toren met een machinegeweer naar ons hoofdkwartier schoten.
      Het was verleidelijk om de Duitsers dezelfde psychologische angst te
      bezorgen die zij onze troepen hadden aangedaan. De korporaal en ik zetten
      onze karabijnen op een tafel achter in de kamer en schoten beiden
      tegelijk, op hetzelfde ogenblik dat de Duitse mitrailleurs schoten. Twee
      parachutisten vielen. De Duitsers keken verward rond en zochten dekking.
      We wachtten twee minuten en herhaalden dezelfde stunt. We troffen er weer
      twee, maar nu hadden alle Duitsers dekking gezocht. We probeerden het nog
      een keer, maar ik kon niet zien of we wat geraakt hadden, want op
      hetzelfde moment begon het machinegeweer vanuit de toren op ons huis te
      schieten. We zochten dekking onder het raam. Waar we niet op gerekend
      hadden, was dat de Duitsers lichtspoorkogels gebruikten. Binnen een minuut
      stond het rieten dak in lichterlaaie. Op gevaar af door rook te stikken
      bleven we liggen totdat het schieten stopte en renden toen door de rook
      naar de achterkamer vanwaar we uit het raam in een bloemenperk sprongen.'
      De brandweerploeg die uitrukte, werd door de beschietingen van de Duitse
      militairen verhinderd om te blussen en moest vluchten, waarna de garage
      met bovenwoning geheel uitbrandde.
 De andere huzaren stonden al buiten en we renden zo snel mogelijk weg.
      Deze keer zochten we een ietwat zuidelijker terugweg. Wij zagen in de
      verte wel wat Duitsers, maar kropen weer als indianen door het struikgewas
      zonder betrapt te worden, totdat we met onze roeiboot weer veilig de sloot
      overstaken. Deze zelfde Duitsers hebben zich later overgegeven wegens
      gebrek aan munitie en omdat, zoals later bleek, zij na onze actie dachten
      dat hun hele positie geïnfiltreerd was.
 Rond het middaguur kwamen er meldingen binnen dat de vijand
  was gesignaleerd in het duinterrein tussen de watertoren aan de Hazelaan en
  het Wassenaarse Slag. Op verzoek van kapitein Kalkoen van het
  Luchtvaartbedrijf werd daarom het eskadron zware mitrailleurs van de Klip bij
  het Wassenaarse Slag naar de noordrand van Duinrell verplaatst, waar om 16.00
  uur een vuurgevecht met de vijand ontstond. De Duitsers gaven mitrailleurvuur
  af vanuit de op 500 meter afstand gelegen zuidelijke bosrand van Duinrell,
  waarbij een aantal gewonden viel. Ook de Hollandse militairen brachten de
  vijand verliezen toe. Een groep huzaren kreeg opdracht het Duitse
  mitrailleursnest op te ruimen en ging tot de aanval over. Hierop trok de
  vijand zich terug in de richting van de watertoren. Daar hielden ze vanaf de
  watertoren met zware mitrailleurs de omgeving onder vuur. Om 16.00 uur kreeg
  tweede luitenant Von Balluseck opdracht met zijn 1e sectie
  pantserafweergeschut naar de St. Willibrorduskerk te gaan. Hij moest zich
  melden bij de commandant van het mitrailleur eskadron van het 1 RHM. Deze gaf
  opdracht met een stuk pantserafweergeschut vanaf de Storm van 's Gravesandeweg
  de bijna één kilometer verderop gelegen watertoren en het daarnaast gelegen
  duinterrein onder vuur te nemen. Von Balluseck kreeg tevens opdracht mortieren
  af te vuren op de duinrand naast de watertoren. Om 19.30 uur werd bij de
  Rijksstraatweg tot legering overgegaan. In de loop van de avond zette een sectie Infanterie en de
  manschappen van 4e Res. G.B. onder leiding van
  commandant J.G. Gompelman een aanval in op de watertoren.  Res 1e Lt. J.G. Gompelman: 
    
      De kruiptocht naar de watertoren vond plaats door een
      greppel, die langs een pad liep, iets uit de richting van de watertoren.
      Aangezien het pad aan de linkerzijde was voorzien van struiken, kon mijn
      groep vanaf de watertoren niet worden waargenomen. Ik kroop voor mijn
      mannen uit, hun de opdracht gevend, mij met tussenruimte te volgen. Opeens
      zag ik uit een zijgreppel, rechts van mij en zo'n 50 meter voor mij, twee
      huzaren-motorrijder kruipen, die hun weg vervolgden door rechts af te
      slaan en voor mij uit in de richting van de watertoren gingen. Zij hadden
      niet geconstateerd dat links van hun een open stuk in de heg was. Toen ze
      daar voorbij kropen, werd er vanaf de watertoren geschoten en raakte één
      van de huzaren zwaar gewond. Wij konden niet voorwaarts, voordat de Rode
      Kruis soldaten zich over de slachtoffers hadden ontfermd. Ik gaf nadien
      mijn manschappen de opdracht, stuk voor stuk met tussenruimte, snel langs
      de opening te kruipen. Dit verliep zonder moeilijkheden. Toen we tenslotte
      de watertoren bereikten, bleek, de toren verlaten te zijn. Behalve de
      uitgezette posten, werden de manschappen ondergebracht in de gevorderde
      villa van de familie Pander in de Jagerslaan. Van daaruit werden elke dag
      en nacht patrouilles ondernomen onder mijn persoonlijke leiding, in het
      gebied rondom de watertoren en in de nabijgelegen straten. Er was geen
      vijand meer te bekennen. *****     < 10 mei
          deel 2  |  10 mei deel
          4 > |