TERUG

  1. Diensttijd
  2. Oorlog
  3. Eerste uren
  4. Krijgsgevangen
  5. Op en om het vliegveld
  6. In de kerk
  7. Het veldlazaret
  8. Jan
  9. Het krijgsgevangenkamp
  10. Terug in de kazerne
  11. Na de oorlog

Als krijgsgevangene in en om Valkenburg.

Oorlogsherinnering van Berend Borst.

BRON: ©  OSV-4R.I.

Hoofdstuk 4

 

Krijgsgevangen

Het was ongeveer half 8, toen er een vrachtauto de binnenplaats van de kazerne kwam oprijden. Hierin werd een kist patronen geladen. Dat moest naar Katwijk aan Zee gebracht worden. Er werden 12 jongens aangewezen die met de auto mee moesten om de munitie te bewaken, ik was er ook bij. Dat autoritje vonden we een mooie gelegenheid om eens te zien hoe het buiten Leiden was. Daarom gingen er ook enkele jongens vrijwillig mee. Onder commando van Korporaal Kortman verliet de dienstauto met 15 jongens en de chauffeur de kazerne, maar het doel hebben wij nooit bereikt...

De namen van de meeste jongens, die in de auto waren, heb ik onthouden.

  • Het zijn de Hagenaars : Wielaard, Stam en van Eldikthieme. De chauffeur was ook een Hagenaar.
  • Crebas, Snaak en Soldaat waren groningers
  • Haverman kwam uit Assen
  • den Hartog uit Leerdam
  • Bakhuis uit Olst
  • Kooiker uit Dedemsvaart
  • Huub Heestermans uit Rotterdam
  • Stientjes een Fries

In wat nu volgt zal ik over hen schrijven met het woord: vrienden.

Bij ons vertrek uit de kazerne werden wij nagekeken door de achterblijvenden. Een der schildwachten zette een gezicht of hij zeggen wilde: "Nou jongens, het staat er voor jullie niet erg mooi voor." Wij lachten hem uit wij vonden het allang goed, nu we de gelegenheid kregen om elders een kijkje te nemen. Wij waren dan ook in een vrolijke stemming en wuifden vele militairen en burgers opgewekt toe. De chauffeur reed via Oegstgeest en Rijnsburg in razende vaart naar Katwijk. Het was druk op de weg, doch de chauffeur wist handig de grote snelheid te handhaven. Onderweg werden wij dikwijls aangehouden door controleposten, die tot taak hadden te onderzoeken of er Duitsers passeerden die in Nederlands uniform gekleed waren, wat in verband met de parachutisten niet onmogelijk was. Spoedig lagen Leiden, Oegstgeest en Rijnsburg achter ons. De vele controleposten noodzaakten de chauffeur om herhaaldelijk te stoppen. Dat voor ons achter in de auto erg hinderlijk, omdat wij niet zoveel ruimte hadden, maar daar wenden we spoedig aan. De vrachtauto had een laadbak,  die met zeil overspannen was, zodat wij allemaal achteruit konden kijken. Dat is ons noodlottig geworden!

Voor Katwijk binnen passeerden we de brug over de Oude Rijn. Daar stond ook een controlepost in Nederlands uniform. Weer moesten wij stoppen waarna het in volle vaart verder ging. Een halve km. verder werden we weer aangehouden, maar nu door Duitse soldaten. De chauffeur en de Korporaal, die voorin zaten, waren daar niet op verdacht. Wij achterin hadden er niet de flauwste vermoeden van, dat wij Duitsers op onze weg zouden ontmoeten. Plotseling stopte de auto weer. Wij hoorden gepraat, zoals bij alle controleposten, daarom merkte wij nog niets van de Duitsers en wachten geduldig tot de auto weer verder zou rijden. Maar in plaats daarvan stonden daar eensklaps 2 Duitsers achter de wagen met wapens in de aanslag. Bij het zien van gewapende soldaten losten zij een schot op ons, waarvan wij snel opzij sprongen. Gelukkig werd niemand getroffen, maar door deze onverwachte aanval waren wij van schrik door elkaar gerold. Spoedig herstelden wij ons en de meesten haalden de haanpal over, zodat wij direct konden schieten. Gespannen wachten we, wat zou er gebeuren. Tegen hoeveel Duitsers waren wij? Zouden er nog meer dan die 2 zijn? Angstige ogenblikken gingen voorbij. Naast de auto hoorden we gepraat en eindelijk kwam onze Korporaal achter de wagen te voorschijn. Hij zei ons, dat we ons moesten overgeven, anders liepen hij en de chauffeur gevaar neergeschoten te worden. Er zat voor ons niets anders op dan te gehoorzamen. Wij wisten niet hoe sterk in aantal de vijand was en achter het zeil hadden wij ook geen dekking. Wij lieten ons dus maar uit de auto zakken, waarop de 2 Duitse soldaten weer naderbij kwamen. De karabijnen werden op bevel van de Duitse soldaten in de wagen achter gelaten. Daar stonden we nu als geslagen honden. Wij waren nu krijgsgevangenen.

Vrijdagmorgen 10 Mei om ongeveer kwart over 8.
Wij stonden bij de trambrug, aan de linkerkant stond de Katwijkse Kalkfabriek (K.K.F.), aan de rechterkant lag een klooster. wij kregen bevel om onze uitrustingstukken af te doen en bij elkaar te leggen. Daar lagen onze helmen, karabijnen, gasmaskers, koppels en broodzakken. Wat er toen in ons omging is niet te beschrijven.

Nadat wij de trambrug waren overgegaan werden we bij een achttal korporaals van de instructiebatterij van de 5e Reg. Veldart. gevoegd. Maar daar ontmoeten wij nog meer militairen n.l. een aantal Duitse soldaten. Nu bleek het ons duidelijk, dat we goed hadden gedaan om ons zonder slag of stoot over te geven, verzet zou ons duur hebben komen te staan. Wij werden in colonne opgesteld en moesten onder Duitse geleide opmarcheren. Dat werd hopeloos, we waren geheel ontmoedigd, bovendien moesten wij met de handen in de hoogte lopen. Maar dat was zo vermoeiend, dat wij ze achter het hoofd vouwden, dat was gemakkelijker.

De tocht zal ik niet gauw vergeten. Wat ik zag, gaf direct al de indruk van wat een oorlog eigenlijk was. Wij gingen dwars door het dorp Valkenburg. De burgers zagen we niet, het leek wel of die gevlucht waren. Er waren alleen veel Duitse soldaten. Verschillende huizen hadden stukgeschoten ruiten en ingetrapte deuren. Dit waren duidelijk sporen van verzet en vernieling. Men kon aan alles zien, dat de inwoners van Valkenburg lang geen prettige ochtend achter de rug hadden. Ook enkele gewonde Duitse soldaten zagen we en er lag zelfs een gesneuvelde Duitser naast de weg. Deze moest door enkele van ons weggebracht worden. Er waren motoren met zijspannen van het Duitse leger, ook reden de Duitsers in auto's welke waarschijnlijk uit Valkenburg kwamen want op het Ned. nummerbord stond de provincieletter H. Deze auto's, waaronder mooie luxe, waren met grote hakenkruizen bekladderd. Wij verwonderden ons er over daar er zoveel Duitsers waren. 

Waar kwamen die allemaal vandaan? Overal waar we keken zagen we hen. Zij droegen gelijke uniformen. Later kwamen we er achter, dat het infanteristen waren van het Duitse leger. Dus geen parachutisten of vliegeniers die we hier zagen, maar gewone infanteristen. Hoe kwamen die zo vroeg in Valkenburg? Dus helemaal achter de waterlinie? Later vernamen wij, dat zij met Rijnaken ons land waren binnengekomen en zich hadden verborgen in de kalkfabriek K.K.F. en in de aken. Verraderlijker kon het al niet. De Duitsers waren in grote getale aanwezig. 

Ik beraam het aantal op minstens duizend man. Uit alles kon men merken, dat de aanval op Nederland een van te voren nauwkeurige opgezet plan was. Het is genoeg gebleken, dat ook Nederlanders schuldig waren aan deze laffe en verraderlijke inval der Duitsers. Dat is een zware bladzijde in onze grootste Vaderlandse Geschiedenis. Nadat wij Valkenburg door waren ging het steeds verder, nog onbekend met het doel, waarheen de Duitsers ons brachten.

<< 3e Hoofdstuk  |  5e Hoofdstuk >>