TERUG

  1. Diensttijd
  2. Oorlog
  3. Eerste uren
  4. Krijgsgevangen
  5. Op en om het vliegveld
  6. In de kerk
  7. Het veldlazaret
  8. Jan
  9. Het krijgsgevangenkamp
  10. Terug in de kazerne
  11. Na de oorlog

Als krijgsgevangene in en om Valkenburg.

Oorlogsherinnering van Berend Borst.

BRON: ©  OSV-4R.I.

Hoofdstuk 7

 

In het veldlazaret

In de garage konden wij waarnemen dat de strijd hoofdzakelijk in het dorp plaats vond. Wel vlogen voortdurend kogels over en langs de garage en kwam een enkele granaat dicht bij ons maar wij zaten niet meer in het midden van het gevecht.
Dat bracht ons wat tot kalmte en rust.
Van de voorraad etenswaren die wij in de kerk hadden, hebben we niet veel mee kunnen nemen. Enkelen hadden een koek bij zich. In de garage vonden wij blikgroenten. De bussen werden geopend, doch de inhoud van veel blikken bleek bedorven te zijn, de rest werd rauw opgegeten. Hier in de garage was het ook maar wachten. Verschillenden van ons waren onder auto's gekropen en anderen onder de werkbank maar de meesten moesten zich tevreden stellen met een plaatsje tegen de muur.

Wij merkten dat het geweld zich steeds meer naar de garage toewerkte, de vijand werd vermoedelijk nog verder teruggedreven. In het garagedak kwamen gaatjes die de kogels er in boorden, ook de grote deuren ontkwamen daar niet aan. Telkens moest een ruitje het ontgelden. Het werd hier veel gevaarlijker dan in de kerk met zijn dikke muren. Plotseling hoorden wij motorgeronk, het waren vliegtuigen. Zouden het Nederlandse zijn? Maar al gauw zagen wij dat het Duitse toestellen waren. Wat kwamen die doen? De machines vlogen laag. De Duitsers die in de bloeiende bollenvelden in stelling lagen wuifden naar de vliegtuigen. Nu zagen wij grote bommen uit de toestellen vallen. Wat? Gingen zij bombarderen op hun eigen soldaten? Maar het bleek geen gewone bommen te zijn want er ontplooiden grote parachutes  aan. Langzaam daalden de gevaarten. Wij vermoeden dat de vijand munitie en levensmiddelen toegeworpen werd. Dat vonden wij niet prettig want we hadden gehoopt dat de Duitsers uitgeput zouden raken, maar daar was nu geen kans meer op. Ondertussen ratelden de mitrailleurs als bezetenen, de Nederlandse soldaten namen de vliegtuigen onder vuur doch zij verdwenen weer na hun lading uitgeworpen te hebben.


Korte tij hierna werden we opgeschrikt door een granaat die dicht bij de garage ontplofte. Dit ging mis. Even later werd een zwaargewonde Duitser binnengebracht. Hij was getroffen door die granaat. Hij werd op de vloer gelegd en met noodverband verbonden. De man was er hopeloos aan toe, hij moest weggebracht worden en daarvoor werden 4 krijgsgevangenen aangewezen waaronder ik ook was.
Wij hadden er geen zin in om ons buiten de garage te begeven want daar was het nog gevaarlijker dan hier binnen. Maar wij hadden niets in te brengen dus moesten wij wel gaan. De gewonde werd op een deur gelegd en met deze ongelukkige draagbaar moesten wij hem wegbrengen. Dat zou wat worden! Door een der raampjes werd ons een  boerderij die 800 meter achter de garage lag aangewezen waar wij naar toe moesten.

Luchtfoto van 22 jan. 1940 van het gebied ten zuiden van het dorp Valkenburg.
De boerderij Torenvliet fungeerde als lazaret en als cp.

Mijn vrienden zeiden dat ik weigeren moest maar dat zou toch niet baten. Zo gingen wij dan met de zware last op weg. Ik dacht aan mijn vorige gewonden transport op het vliegveld. Wat zou mij nu te wachten staan? een Duitse soldaat ging ons voor met een witte lap aan een stok welke hij in de hoogte hield, dat moest ons als Rode-Kruisvlag beschermen.
Daar ging het, dwars door de mooie bollenvelden. Het was jammer om de bloemen te vertrappen, maar wij konden niet anders want wij moesten de kortste weg nemen. Het werd een zware tocht. De greppels tussen de akkers waren lastige hindernissen en het was lang niet gemakkelijk om daar goedschiks overheen te stappen. Soms stapte er 1 van ons precies middenin waardoor de deur scheef kwam te liggen en de gewonde er bijna af schoof. Dikwijls moest de baar neergezet worden om van schouder te veranderen of plotseling dekking te zoeken voor de fluitende kogels. De granaten lieten ons gelukkig ongemoeid  al ontploften zij herhaaldelijk in het dorp. Dat het een onhandig transport werd is te begrijpen , doch de gewonde merkte er niets van, hij was geheel buiten bewustzijn. Misschien al dood.
De Duitser die ons begeleide had ook niet veel met dit transport op om daar zo over het vrije veld zonder enige dekking te gaan. Het de grootste gedeelte van de weg liep hij diep bukkend. Zodoende kon hij de witte vlag niet in de hoogte houden waardoor wij in groter gevaar liepen. Daarbij moesten wij rechtop blijven lopen om de zware last zo goed mogelijk over te brengen. We waren blij toen we eindelijk bij de boerderij aankwamen.

Twee Rode Kruis vlaggen wapperden vrolijk in het voorjaarszonnetje op een boerderij en een op een schuur. Nu begrepen wij dat die boerderij dienst deed als hospitaal dus een zgn. Veldlazaret.
Wij verwonderden er ons over dat hier zoveel Duitsers rondliepen, allen kerngezond met hun wapens bij zich. Was dit een gewonde verblijf of een vesting? Later werd het ons steeds duidelijker dat de vijand ernstig misbruik maakte van de Rode-Kruisvlaggen die een prachtige maar ongeoorloofde bescherming voor hen waren. Aan de achterkant kwamen wij de boerderij binnen. Daar waren we op een groot deel, waarvan de vloer bedekt was met een laag stroo, waarop ongeveer 25 gewonden lagen: allen Duitsers, Wij legden onze gewonde erbij, doch de man was meer dood dan levend en kreunde nu gedurig. Een Duits officier welke een kapitein dokter bleek te zijn onderzocht hem, maar schudde het hoofd en liet hem liggen zoals wij hem neergelegd hadden. Korte tijd hierna is hij overleden. 

Ondertussen hadden wij vieren een groepje burgers gezien in een hoek van de deel. Wij gingen naar hen toe en maakte kennis met hen. Het waren de eigenaar van de boerderij, van Leeuwen, zijn knecht Geert, zijn buurman van Egmond met zijn vrouw en ongeveer 14 jarige dochtertje, J de Roode, een Valkenburger en een arbeider. De vrouw en de kinderen van boer van Leeuwen waren ergens in de omtrek van het dorp, de boer verkeerde in onwetendheid en was ongerust over hen. Hij vertelde dat de Duitsers zijn boerderij in beslag genomen hadden om de gewonden in onder te brengen. hijzelf moest zich tevreden stellen met een plaatsje op de deel, welke hij deelde met de burgers die hier hun toevlucht hadden gezocht. Alleen de voorkamer lieten de Duitsers met rust. De rest van de boerderij die zo goed als nieuw was namen de Duitsers. Er waren ook enkele Nederlandse militairen in de boerderij nl. 2 hospitaal soldaten en 3 infanteristen, in het geheel dus 9 Nederlandse soldaten met ons vieren inbegrepen. Ik was de enige artillerist.

Wij voelden er veel voor om in dit lazaret te blijven maar er werd ons gezegd dat we met het invallen van de duisternis weer naar de garage werden gebracht. Dat was een tegenvaller want hier was het veel veiliger en konden op stro slapen. Bovendien hadden we alle kans dat wij hier genoeg konden eten. Wij hoopten dat er 's avonds niet meer aan ons gedacht zou worden. 
En ja hoor! Dat terugbrengen werd vergeten en zo bleven we in het hospitaal. Dat viel ons 100% mee!

Om de boerderij was het veel rustiger dan bij de kerk en de garage, wel vlogen de kogels over het huis, maar dat was niets vergeleken met wat wij al hadden meegemaakt hadden in de dagen die wij achter ons hadden. Het was en bleef betrekkelijk rustig want granaten kwamen niet tot de boerderij al werd door een enkele wel eens een poging gedaan om het tot zover te brengen. Toch was het verblijf in het hospitaal verre van aanlokkelijk. Hier zagen wij de oorlog weer van een andere kant. De gewonde soldaten lieten ons zien welk een leed oorlog aan gezonde jonge kerels kon aanbrengen. Daar lagen zij ernstig en minder ernstig gewond. De een met een glimlach over het gelaat, de ander met een van pijn vertrokken gezicht. 

Toen wij eens tussen de gewonde door liepen zagen wij dat de meesten aan handen en benen gewond waren. Ook lag er een Nederlandse soldaat tussen de Duitsers. Wij zijn een tijdje bij hem gaan  zitten. Hij vertelde ons dat hij door een kogel getroffen was en wel op een wonderlijke manier. Toen hij in de stelling lag had hij zijn zakken vol patronen, ook de borstzakken. Nu had hij het ongeluk dat een kogel een der borstzakken trof. De kogel stuitte af op de daarin zijnde patronen. Hierdoor kwam er een van tot ontploffing. Die kogel uit zijn borstzak verwondde hem!
Daardoor was hij ook in dit lazaret opgenomen. Hij had veel pijn en voelde zich niet thuis tussen al die Duitsers. Met eten werd hij wel eens overgeslagen vertelde hij. Wij hebben hem zo goed mogelijk verzorgd en maakten dikwijls een praatje met hem. Ook met de Duitsers kwamen wij wel eens aan de praat, maar wij konden hen moeilijk verstaan. Wel was het ons duidelijk dat zij erg veel belang stelden in de toestand van Nederland op militair gebied. Ook wilden zij rangen van Nederlandse officieren gaarne weten, maar wij zeiden niets meer dan wij kwijt wilden.

Met de burgers kregen wij ook wat te eten, het was brood wat wij ons best lieten smaken. Het was langzamerhand avond geworden, de duisternis viel in en wij zochten een plaatsje op stro en waren dankbaar dat wij nu heerlijk konden liggen, al was het dan ook zo geestelijk versterkt, iets, dat wij zo nodig hadden in deze bange dagen.
Het eten dat wij 's middags kregen was goed, al was het op z'n Duits toebereid, nl. aardappelsoep, witte bonen en vlees, waar de boer voldoende in voorraad had. Ook kregen we van de kok andere etenswaar genoeg, zoals koek, koekjes, pepermuntjes, zuurtjes enz. enz. Een waar luilekkerland, al hadden zij dit alles wel mogen houden, plus de oorlog. 

Voor de gewonde Nederlandse soldaat zorgden wij ook geregeld, waarvoor hij zeer dankbaar was.
Door de raampjes konden wij Duitsers zien die in de struiken rondom de boerderij in stelling lagen. In een schuurtje hadden zij een zend en ontvangtoestel. Dat, terwijl de Rode-Kruisvlaggen op de boerderij en schuur wapperden. De boerderij was veranderd in een wondere combinatie; boerderij-lazaret-vesting!

Langzaam ging de 2e Pinksterdag voorbij. Vier dagen heeft de oorlog nu al gewoed en nog was er geen einde. De Duitsers stonden er hier in Valkenburg niet zo goed meer voor, maar hoe zou het elders in ons land zijn?

 

Dinsdag 14 Mei.

Weer werden wij 's morgens  heel vroeg gewekt. Wat moesten we nu doen? Gewonden halen? een Duitser gelastte ons hem te volgen. Wij kregen elk een pioniersschopje dat niet veel groter was dan een kinderschopje. Daarmee gingen wij mee achter de boerderij. Daar beduidde de Duitser ons dat we 2 kuilen moesten graven. Daar zouden Duitsers in begraven worden die in het lazaret waren overleden. Eerst probeerden wij of we onder struikgewas konden graven, dat ging niet met die onhandige schopjes, dus moesten wij het ergens anders proberen. Nu gingen we achter de boerderij in de weide naast de mestvaalt graven. Daar ging het wat beter. Toch bleef het een moeilijk karweitje, vooral om de graszoden los te krijgen en daarbij lagen wij op onze knieën. De Duitsers spoorde ons aan om op te schieten want hij was bang dat het gevecht weer geopend werd. Dan waren wij daar niet meer veilig. Een van ons had het ongeluk om de steel van het schopje te breken. Nu konden we maar met z'n tweeën doorgraven.

't Was geen prettig werkje om daar in dat weiland twee graven te delven. De Duitser was erg secuur op ons werk. De kuilen moesten precies rechthoekig worden en even groot. Om de lengte te bepalen ging een van ons even in de kuil liggen. Eindelijk waren we gereed. Nu werden de doden door ons opgehaald, deze lagen in een schuurtje, overdekt met een paar zakken. Het was lastig om de lijken behoorlijk weg te dragen, we moesten ze zo maar opnemen... Met hun volledige uniform aan legden wij hen in de kuilen, elk kreeg een zak over zijn hoofd. Toen het zo ver was nam de Duitser zijn helm af en beduidde ons dat wij ook tot stilte moesten inkeren. Dat deden we uit ons zelf al wel uit eerbied voor de doden. Zij waren toch ook mensen van Gods schepping, zij hadden hier hun dood gevonden, ver van hun familie en vaderland. Wat het eigenlijk was wat wij hier deden  drong niet tot ons door. Wat waren doden? Waarom was dit gebeurd? Had dit wat wij hier verrichten ook niet ons te beurt kunnen vallen?

Nu stonden wij aan het begin van de vijfde oorlogsdag en wat zou die voor ons worden? Vier lange dagen heeft dood en verderf rondom ons gezworven. In die dagen was ons gevoel afgestompt, doden hadden voor ons geen betekenis meer. Wij zagen hen alsof het planken waren. De kuilen werden dichtgeworpen. Intussen ging de Duitser een paar kruizen halen die al klaar gemaakt waren. Deze waren gemaakt van een paar over elkaar getimmerde latten waarop de namen  van de doden met potlood geschreven stonden. Met stipte nauwkeurigheid plaatste hij de kruizen op de graven. Hier op dit plekje weiland achter de boerderij werd getuigenis afgelegd van de ellende die de oorlog bracht. De volgende dag zijn er nog 2 Duitse soldaten naast begraven maar daar heb ik niet aan meegeholpen. Later, na de oorlog, zijn de vier lijken weer opgegraven en elders overgebracht.

Niet vier maar acht Duitse graven bij Torenvliet.

Ondertussen waren er alweer enige schoten gevallen en al gauw had de strijd zich weer hervat. Mitrailleurs ratelden, geweren knalden, kogels floten, granaten gierden weer om in een ontploffing te eindigen. De oorlog woedde weer gelijk de vorige dagen. eerst ging het het nog wat traag maar het duurde niet lang of de strijd had weer zijn volle omvang bereikt. In het hospitaal waren we nog betrekkelijk veilig al vlogen de kogels dan ook fluitend om de boerderij doch granaten bleven op een behoorlijke afstand, uitgezonderd een enkel die angstig dichtbij kwam. Over het algemeen zijn de dagen in het hospitaal voor mij niet zo gevaarlijk geweest als de vreselijke dagen op het vliegveld en in de kerk maar dat het geheel veilig was kan ook niet gezegd worden, daarvan getuigd het volgende hoofdstuk.

In de loop van de dag werden er geregeld gewonden gebracht, de deel kwam vol te liggen. Er werd ook een kamertje in gebruik genomen om de gewonden neer te leggen. Om nog meer plaats te krijgen werd aan de burgers en aan ons, de krijgsgevangenen, gezegd, dat we ons hoekje op de deel moesten verlaten om naar boven op een slaapkamertje te verhuizen. Dat stond ons niet aan want boven was het veel gevaarlijker, daar misten wij de bescherming van muren. Maar er zat niets anders op dan te gehoorzamen en daarom brachten wij stro naar boven om dat op de vloer uit te spreiden. Overdag bleven wij zoveel mogelijk beneden, dat was wel zo veilig.

Bij de gewonden die op deze dag gebracht werden waren ook enkele Nederlandse soldaten doch zij waren niet ernstig gewond. een der Duitse gewonden was waarschijnlijk niet goed meer bij zijn verstand. Hij was gewond aan zijn been maar kon geen moment rustig liggen.  Meestal liep hij steunend op een stok tussen de anderen door en zong en floot het hoogste lied terwijl de andere gewonden vergingen van de pijn. Dikwijls imiteerde hij het fluiten van de kogels waardoor zijn collega's angstig ineen kropen.

In de namiddag tegen 6 uur werd het gevecht om Valkenburg onverwacht minder, enkele schoten vielen nog, het artillerievuur staakte. Wat had dat te betekenen? Het was lang nog niet duister, daarom hoefde het gevecht niet gestaakt te worden. Van de Duitsers vernamen wij wat er gaande was. Nederland had gecapituleerd, het Nederlandse leger had de wapens neer moeten leggen. Vijf dagen had de Koninklijke Landmacht zich met hand en tand verdedigden zou nu van hoger hand de order gekomen zijn  dat de strijd opgegeven moest worden en de vijand de overwinning te geven? Ja, dit was maar al te waar! Maar dat de Hollandse soldaten hun wapens neer moesten leggen was geen nederlaag en de overweldiger had op Nederland geen overwinning behaald. Met zo'n geweldig leger waar 7 jaar aan gewerkt was kon gemakkelijk een overwinning behaald worden op een leger als het Nederlandse dat nog maar in het beginstadium was van wat zij worden moest. En toch heeft de vijand 5 lange dagen tegen ons moeten strijden. Dat was een prachtige prestatie van ons leger. Daarbij was de vijand begeleid met een machtige luchtvloot die op vele plaatsen in ons land landde en die duizenden parachutisten heeft uitgeworpen, een strijdmiddel voor ons nog zo goed als onbekend, parachutisten in Nederlands uniform! Bovendien het vuilste en het laagste verraad wat men zich maar kan indenken, getuige de Rijnaken in Valkenburg. Verraad, waar vel Nederlanders zich schuldig aan gemaakt hebben en die nu rondliepen als "vaderlanders". die van ons een ideaal zullen maken! Toch heeft dat geweldige leger met zijn parachutisten en landverraad het Nederlandse leger er niet onder kunnen krijgen. Daarbij moest nog het onmenselijke bombardement op Rotterdam dinsdagsmiddags de doorslag geven. Een bombardement dat zijn weerga niet kent in de gehele wereldgeschiedenis van laaghartige lafheid. De kroon op dit alles werd gezet door de bedreiging dat ook andere grote steden gebombardeerd zouden worden indien Nederland de wapens niet neerlegde. Generaal winkelman heeft toen het onvermijdelijke moeten beslissen: Nederland moest capituleren.

Het werd rustig om Valkenburg, dat deed vreemd aan want het was al zo'n gewoonte geworden dat de strijd pas bij het invallen der duisternis ophield. Nu was het nog helder dag al begon het tegen de avond te lopen. Met een infanterist samen moest ik onder geleid van een Duits hospitaalsoldaat een gewonde gaan halen. Wij gingen weg in de richting van Valkenburg, dwars door de bollenvelden en bouwland. Wij kwamen dicht bij de garage waar ik geweest ben voordat ik naar de boerderij moest met de gewonde. Zouden de andere krijgsgevangenen nog in de garage zijn? Hoe zouden zij het maken? Dat zou ik graag willen weten. Doch ik kreeg geen kans  om even in de garage te kijken. Wat zouden mijn vrienden van mijn wegbleven denken? Zij konden niet weten dat ik goed overgekomen was. Toen ik de garage verliet om die gewonde Duitser naar het hospitaal te brengen.

Wij liepen nog verder tot we tussen de buitenste huizen van Valkenburg kwamen. Nu kon ik voor 't eerst zien wat hier vernield  was. Geen huis was ongeschonden gebleven, alle vertoonden zij kogelgaten in de muren, deuren en kozijnen en vernielde ruiten. Ook waren  er grote gaten in verschillende huizen, veroorzaakt door ontplofte granaten. Hier waren wij op de rand van het dorp. Hoe zou de kerk eruit zien?

De ons begeleidende Duitser vroeg aan zijn collega's die overal nog waren waar de gewonde was, maar we vernamen dat er niet eens een gewonde in de omgeving was. De hospitaalsoldaat ging met de anderen praten die voor een huis naar een radio zaten te luisteren. Zij hadden een Duitse zender aan. Hierdoor werd juist bekend gemaakt dat Nederland gecapituleerd had. Dit vertelde de Duitser ons en we konden hem wel zo ongeveer verstaan. Hierna gingen zij druk aan het praten en vonden het nodig om de Nederlandse soldaten voor 'zwijnhonden' uit te schelden omdat zij onbarmhartig op Valkenburg gevuurd hadden. Hierop zeiden wij maar niets want wij wisten maar al te best wie de hoofdschuldige daarvan was.

De Duitsers waren best in hun humeur nu de strijd afgelopen was en zij niet meer in het granaten bombardement waren Wij krijgsgevangenen waren dankbaar dat deze moordpartij afgelopen was waar we 5 lange dagen machteloos in gezeten hadden. Voor hen die deze onvergetelijke dagen in loopgraven en stellingen hebben gelegen om de Nederlandse vrijheid en onafhankelijkheid te beschermen was het een grote teleurstelling om nu zomaar aan de vijand overgegeven te worden. Honderden dappere verdedigers waren in deze ongelijke strijd gebleven en hoevelen waren er voor hun gehele leven verminkt en invalide geworden? De capitulatie was voor die mannen wel heel erg hard. Wat zou er nu met ons land en volk gebeuren? Wij zullen nu door de Duitsers geëerd worden en ons land zal door hen militair bezet worden. Wij zullen onze vrijheid moeten missen en wat zal ons nog meer worden ontnomen?

Wij vernamen nu ook dat het Vorstenhuis en de Regering naar Engeland waren uitgeweken. Wat moesten wij daarvan denken? Had de Koningin niet kort geleden gezegd dat zij aan de zijde van het volk zou blijven, wat er ook moge gebeuren? Waarom was zij van ons weggegaan terwijl duizenden jonge mannen hun leven stelden in dienst van ons Vaderland? Waarom was zij vertrokken terwijl haar volk in nood verkeerde? Dat de Prinses met haar dochtertjes waren gevlucht was te billijken maar waarom de Koningin dan toch? En waarom de regering? Hun vertrek zou toch het hele volk teleurstellen! Later vernamen wij waarom zij gegaan waren en nu weten wij, nu voelen wij dat hun vertrek de juiste weg was. Nu zijn de Koningin en Prins Bernhard met de regering in Londen waar zij met het gedeelte  der Nederlandse Landmacht, in het bijzonder de vloot, de strijd met Engeland en andere volken die onderdrukt worden door de tyrannie, de strijd tegen de barbaarse vijand voort te zetten.

De Koningin is nu gescheiden van haar vaderland en volk dat zij langer dan 40 jaar geregeerd heeft onder zeer moeilijke omstandigheden maar nu in grootste moeilijkheden die men zich kan indenken. Zij is verwijderd van haar dochter en kleinkinderen. Zij verblijft in Londen, voor ons een symbool van moed en vertrouwen, een geruststellende gedachte voor een volk in een bezet Vaderland.
De Koningin, de Prins en de Regering en het Nederlandse leger in Engeland strijden nu allen voor de zaak die rechtvaardig is. Zij zullen winnen want het recht zal zegevieren. De Oranjezon zal eens weer in volle glorie boven het oude Nederland verschijnen! Wij in bezet gebied hebben oprechte bewondering voor de mannen die nog elke dag hun leven inzetten voor onze bevrijding dan wij kunnen hier, ondanks de strenge maatregelen van de bezetter er veel toe bijdragen. Dat word ook gedaan want ook nu zijn er martelaren die voor de goede zaak van het leven wordt ontnomen. Het Nederlandse volk leeft en strijdt nog en daarom hebben wij deze oorlog niet verloren! Prinses Juliana met de kinderen Beatrix en Irene zijn nu veilig in Canada waarheen zij met het Nederlandse oorlogsschip "de Sumatra" gebracht werden.

Wij stonden nog bij de Duitsers in Valkenburg, zij praten en lachten en vonden het zinloos dat de Hollanders tegen de Duitsers verzet hadden, hun leger was toch onoverwinnelijk! Zij beschimpten de Koningin en de Regering omdat zij gevlucht waren. Wat konden wij daartegen aanvoeren? Niets, en dat was maar goed ook , later wisten wij beter.
Omdat er geen gewonde was gingen wij onverrichterzake weer terug.

Wij hoorden in de verte appél blazen. Dat was voor de Nederlandse soldaten het teken dat zij uit hun stellingen moesten komen en zich verzamelen. Zij moesten hun taak afbreken nu juist op het ogenblik dat zij oorlogservaring kregen. Voor hen was de capitulatie buitengewoon teleurstellend want de vijand had het bij Valkenburg niet lang meer uit kunnen houden als er geen hulp was komen opdagen.

Toen wij in de Boerderij-hospitaal weer terug kwamen waren de burgers en de gewonden veel opgewekter nu de strijd ten einde was die Valkenburg in een hel had geschapen. De vrouw van van Egmond en haar dochtertje verlieten de boerderij om ergens anders onderdak te vinden waar het beter was dan hier bij al die gewonden waar er nu ongeveer 50 lagen. Er kwamen ambulance-auto's die de zwaarst gewonden ophaalden om naar een ziekenhuis te brengen. 
's Avonds gingen wij bijtijds naar boven om op het stro te gaan slapen. Nu was het niet meer zo gevaarlijk om boven te zijn. Van kogels en granaten hadden wij niets meer te duchten. Die nacht hebben we ondanks het uniform dat wij aanhielden een goede en rustige nacht gehad. In de andere slaapkamertjes gingen Duitse soldaten slapen. Zij waren 5 dagen tegen ons leger in het vuur geweest. Het was wel erg gezellig om dergelijke lieden in gezelschap te hebben!
Nu was ook de vijfde en laatste oorlogsdag voorbij.

 

Woensdag 15 mei. (Het dagboek vermeld hier abusievelijk, "Dinsdag 14 Mei".)

De gruwelijke en onvergetelijke dagen waren voorbij maar nu moesten we nog afwachten hoe lang we nog krijgsgevangen zouden zijn.
De volgende morgen moesten de krijgsgevangenen weer vroeg opstaan. Er moest een gewonde gehaald worden en allerlei  karweitjes werden ons opgedragen. Er kwamen ook weer Rode-Kruisauto's welke de overige gewonden ophaalden. Ik moest helpen gewonden uit de kelder te halen, doch daar hing een afschuwelijke stank dat ik direct de kelder verliet. Ik kan mij niet indenken dat in zo'n bedorven atmosfeer mensen dagenlang hebben kunnen liggen. Voor de krijgsgevangen hospitaalsoldaten die in de kelder moesten helpen was ook geen aangenaam werkje. Dan was ik nog liever op de deel al was het daar ook verre van fris!

Langzamerhand werden alle gewonden vervoerd behalve een paar licht gewonden die lopend patiënt waren. De gewonde die nog gehaald moest worden lag in een huis niet ver van het hospitaal af. Het was nog schemerig en de Duitse soldaten in dat huis deden zo geheimzinnig en zenuwachtig dat je er kriebel van werd. Dat gewondentransport verliep goed want wij hoefden niet meer bevreesd te zijn voor de strijd die nog beginnen zou. Zo was het de vorige dag maar nu was het afgelopen en bleef het stil. Na het ophalen van die gewonde ging ik eens bij boer van Leeuwen kijken die met zijn knecht Geert de koeien melkten. Deze dieren  hebben het ook zwaar te verduren had. In de 5 dagen waren zij maar een enkele keer gemolken en dat gebeurde dan te middernacht. Alle koeien liepen dan ook met strak gespannen uiers. Ik heb ook geholpen met melken van 5 koeien, een andere krijgsgevangene hielp ook mee. De melk gebruikten de achtergebleven Duitsers. Een aantal koeien en paarden zijn door kogels gedood. Overal lagen de kadavers die door werklieden werden begraven.

De zgn. bommen die aan parachuten werden gedaald moesten door ons opgehaald worden. Zij waren erg zwaar en in de meeste zaten levensmiddelen en in andere verbandstoffen en munitie waaronder zelfs handgranaten. Die bommen waren ongeveer 1.50 m lang. Verder hebben wij het erf om de boerderij opgeruimd en aangeveegd. De boerderij was op een paar kogelgaten na geheel ongeschonden gebleven waarvoor de boer erg dankbaar was. Veel boerderijen zijn erg beschadigd.

Onder het vegen vond ik een afgeschoten kogel waarvan de punt een weinig beschadigd was. Ik liet hem aan de andere krijgsgevangenen zien, een er van liep met zijn arm in een draagdoek omdat hij in zijn schouder een schampschot had. Hij vroeg mij of hij de kogel mocht hebben waarop ik hem het kleinood gaf. Later in het krijgsgevangenkamp zag ik hem tegen anderen opsnuiven dat hij die kogel, die hij trots toonde, in zijn arm had gehad. De dag ging met verschillende bezigheden voorbij. De volgende dag, Donderdag 16 mei maakten wij de tijd ook kort met allerlei kleinigheden. Wij konden en mochten ons nu verder van de boerderij verwijderen en gingen bij het graven van grote kuilen, die door arbeiders werden gemaakt, kijken. Daarin werden de gedode koeien begraven. Wij zagen dat de Duitsers de mitrailleur rondom de boerderij verwijderden. Ook het ontvangst en zendtoestel werd uit het schuurtje gehaald.

Evenals de vorige dagen wasten wij ons lekker waarvan we heerlijk opknapten, want gebrek aan dekens hielden wij het uniform aan, dag en nacht, nu een week lang. Op de duur werd het erg onfris. Scheren deden wij ons met het scheermes van Geert, de knecht van van Leeuwen.
't Was in de namiddag toen er een meneer in een luxe auto het erf kwam oprijden. Het was de burgemeester van Katwijk. Hij verteld ons waarom en hoe Nederland gecapituleerd had en dat de Koningin tegen haar zin moest vertrekken. Nu kregen wij een betere kijk op de capitulatie.

Enige tijd later kwam er een vrachtauto aanrijden waarop ook enkele krijgsgevangenen waren. Onder hen was een mijner vrienden, nl. Wielaard. Ik kende de Hagenaar bijna niet meer, zo zag hij er uit. Op de vrachtauto werden enkel dingen geladen. Er werd tegen de krijgsgevangenen, die op de boerderij waren, gezegd dat allen nu met de auto mee moesten. Dus eindelijk konden wij weer bij de andere krijgsgevangenen komen. Wij namen hartelijk afscheid van boer van Leeuwen en de anderen, namen daarna plaats op de auto en verlieten de boerderij.

Met Wielaard besprak ik de gebeurtenissen van de laatste dagen. Hij vertelde mij dat zij in verbinding waren met onze batterijcommandant, Kapitein van Hemert. Zij hadden gemeld dat Huub Heestermans gesneuveld was en mij als vermist opgegeven omdat ik vanaf zondagmiddag niet meer bij mijn vrienden was geweest en zij niet wisten waar ik eigenlijk was. De andere krijgsgevangenen waren die dagen bij elkaar in de grage gebleven.

Vanaf dinsdagmiddag zagen wij in zuidelijke richting een grote rookwolk aan de horizon aftekenen. Dat was brandend Rotterdam. Zelfs vanaf zo'n grote afstand Rotterdam-Valkenburg was de brand nog goed te waar te nemen.

<< 6e Hoofdstuk  |  8e Hoofdstuk >>